Hildebrand Verhoeckx 1766-1815
Een Nederlandse augustijn in revolutietijd
Hildebrand Verhoeckx, een onbekende augustijn 1766-1815 [boek]/ Martijn Schrama, OSA. Utrecht, BK 18, november 2013. ISBN 9789078019367. € 14,95 'Hildebrand Verhoeckx, een kloosterling in revolutietijd' [artikel] in: Tijdschrift voor Kerkgeschiedenis Jrg 16, nr 2 (2013) p. 56-63 |
De aanleiding voor de speurtocht naar Hildebrand Verhoeckx is het schilderij De geboorte van Jesus in de stal van Bethelem (vóór 1808) van Gerard De San in de Augustinuskerk in Utrecht. Na het uitbreken van de Franse Revolutie vlucht De San met zijn gezin in 1795 van Leuven naar Groningen, waar zijn broer Joseph, pastoor in de Groningse statie van de augustijnen, hem opvangt. Joseph geeft opdracht tot het maken van zes schilderijen. Drie zijn er voltooid en hangen in de kerk wanneer de opdrachtgever in 1807 overlijdt. De rekening staat nog open wanneer Hildebrand Verhoeckx als kapelaan in deze statie zijn intrek neemt. |
Academicus of pastoor ?
Hildebrand Verhoeckx, een intelligente en integere jongen uit de Bommelerwaard, afkomstig uit een bemiddelde familie, gaat in 1787 theologie studeren aan de Schola Augustiniana, van de katholieke Leuvense Universiteit. Tijdens zijn studie besluit hij augustijn te worden. Het augustijnenklooster in Leuven waar hij in 1790 als frater clericus wordt toegelaten, had een sterke studietraditie en nauwe banden met de Alma Mater. Zo is de prior-provinciaal Johannes van de Winckel van het convent in Leuven hoogleraar theologie aan deze universiteit. Hildebrand ziet wellicht een carrière voor zich als wetenschappelijk docent en daarom zal hij met verbijstering de brief hebben gelezen waarin hem wordt meegedeeld dat hij benoemd is tot kapelaan (socius) van de augustijnse statie in de Jeruzalemsteeg in Utrecht. Verhoeckx ontvangt de brief in mei 1795. Hij verblijft dan al een aantal maanden met andere gevluchte Leuvense augustijnen in de buurt van Würzburg. Terwijl zijn medebroeders in de zomer van 1795 kunnen terugkeren naar Leuven, blijft Verhoeckx in Utrecht. Heeft hij van harte zijn academische vooruitzicht ingeruild voor een pastorale loopbaan?
Geen kloosters, wel schuilkerken en staties
Met de Franse bezetting van de Zuidelijke Nederlanden worden in 1796 alle kerkelijke instellingen verboden. Mochten er nog kandidaten voor de Orde der Augustijnen zijn geweest, dan zal men hen het intreden in een klooster hebben afgeraden. De toestand is te ongewis en gevaarlijk. Door deze Franse maatregel
veranderen de staties in de Noordelijke Nederlanden die voorheen beschouwd werden als missieposten, op slag in vrijplaatsen waar het nog mogelijk is om innen ordesverband actief te zijn. Weliswaar heerst in de Republiek sinds 1795 vrijheid van godsdienstuitoefening, maar het verbod om gezamenlijk een religieus leven te leiden blijft door de overheid gehandhaafd. Religieuzen wonen daarom zelfstandig op een pastorie of in een statie. Als uitwijkplaatsen krijgen de staties daardoor een nieuw gewicht. Helaas zijn het er niet zoveel: sinds het begin van de 17de eeuw bedienden de augustijnen al enkele staties, maar eind 18de eeuw is dat aantal tot vijf geslonken. Een ander probleem vormt het ontbreken van een noviciaat. Hoe moet een dreigend tekort aan mankracht in de Hollandse Augustijnen Missie worden bezworen? Door de opheffing van de kloosterordes in de Zuidelijke Nederlanden kunnen de weinige nieuwe rekruten niet meer worden opgeleid. En daarbij zijn de religieuzen altijd druk doende hun oude rivalen van het lijf te houden; de seculiere geestelijkheid die begerig kijkt naar de financieel interessante staties.
Schola Augustiniana te Leuven. De school stond onder het gezag van de rector van de universiteit, de praktische leiding was in handen van de augustijnen. De Franse invasie in november 1792 – maart 1793 en de maatschappelijke chaos daarna heeft de studie theologie aan de Schola Augustiniana geheel ontregeld.
|
|
Tijdens de eerste bezettingsperiode (nov 1792- maart 1793) lagen 400 Fransen in het augustijnenklooster te Leuven ingekwartierd. Hun vormen van brutaliteit, molestatie en afpersing kenden geen grenzen. Ongetwijfeld is Verhoeckx hiervan getuige geweest of zelfs slachtoffer. Het geweld bereikte een dramatisch hoogtepunt op 6 maart 1793. Toen hielden soldaten in de kloosterpanden een klopjacht op de religieuzen. Pater Georgius Haens werd op de drempel van zijn cel met knuppels in elkaar geslagen, zodat hij in coma raakte en enige weken later aan zijn verwondingen overleed. Enkele anderen liepen ernstig lichamelijk of geestelijk letsel op. Diezelfde avond hebben de kloosterlingen hun heil gezocht bij burgers in de stad bij wie ze zich verborgen hielden. Zij konden pas terugkeren naar het totaal geplunderde klooster op 23 maart, nadat het Franse leger door de Oostenrijkers was verdreven. (p. 15-16) |
Religieuzen in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden
Interesse in het schilderij en een aantal overeenkomsten met de levensloop van Hildebrand Verhoeckx deden Martijn Schrama deze historisch zeer interessante biografie schrijven. De weinige feiten uit het leven van Hildebrand Verhoeckx (1766-1815) resulteren in een breed en uitstekend gedocumenteerd tijdsbeeld. In de voetsporen van Hildebrand zien we de continue zorg voor het behoud van de augustijnse staties, met name te Utrecht (Jeruzalemstraat en de Herenstraat) en Groningen. De brieven, besluiten en reizen van meer bekende augustijnen als De Carnoncle, Petrus de Winckel, Henricus Kleijn, Augustinus Naudts geven inzicht in de contact tussen de noordelijke en zuidelijke medebroeders in de augustijnse Provincia Belgica. Het hoofdstuk over het einde van de Groningse statie na de dood van Verhoeckx toont de nieuwe perikelen tussen politiek en kerk. Wanneer de katholieken hun middeleeuwse kerken terugeisen, stelt de lokale overheid als tegeneis de opheffing van de staties. Dit boek vertelt zoveel meer dan alleen het leven van Hildebrand Verhoeckx.