Identiteit

Augustinus' zoeken naar God

Augustinus' leven en betekenis
           

 

Wie is Augustinus?

 

Augustinus werd geboren in 354 te Thagaste, nu Souk Ahras in Algerije. Hij stierf in 430 in de havenstad Hippo Regius, nu Annaba, eveneens in Algerije. Daar was hij toen 35 jaar bisschop geweest. Augustinus bracht zijn hele leven door in Afrika, met een onderbreking van vijf jaar. In 383 was hij uit Carthago naar Rome gegaan, om daar les te geven. Vijf jaar later, na zijn bekering en doop in Milaan, keerde hij naar Afrika terug. In zijn Belijdenissen vertelt hij waarom hij deze keuze voor Rome maakte. Hij heeft moeite met het onbeheerste gedrag van de studenten in Carthago, die 'zonder blikken of blozen komen binnenvallen en met een dolle kop de orde verstoren die iedereen met zijn studenten heeft afgesproken om goed te kunnen werken' (Belijdenissen 5,14). Hij had gehoord dat de studenten in Rome meer gedisciplineerd waren. Maar die bezorgden hem een andere teleurstelling. Het was in die tijd gebruikelijk dat studenten aan het eind van een bepaalde termijn hun collegegeld betaalden aan de hoogleraar. De studenten in Rome hadden een manier gevonden om zich daar aan te onttrekken. Tegen de tijd dat er betaald moest worden, spraken ze met elkaar af om gezamenlijk naar een andere hoogleraar te gaan (Belijdenissen 5,22).  Toen in Milaan de hoge overheidsfunctie van stadsretor beschikbaar kwam, een soort hoogleraar in de welsprekendheid, hoefde Augustinus dan ook niet lang na te denken. Hij solliciteerde en kreeg de aanstelling, en zo verhuisde hij van Rome naar Milaan.

Tijdens zijn studietijd in Carthago had hij een meisje ontmoet met wie hij ging samenleven. Onbedoeld kwam er een kind. Volgens het toen geldende huwelijksrecht zou hij met deze vrouw geen huwelijk kunnen sluiten. Zijn moeder, Monica, die hem uit Afrika nagereisd was naar Rome en die nu ook in Milaan bij hem was, zette zich in voor 'een goede partij'. Er werd een meisje gevonden en er werden, in afwachting van de huwbare leeftijd, afspraken gemaakt voor de toekomst. De vrouw met wie hij vijftien jaar had samengeleefd, keerde terug naar Afrika. Hun zoon, Adeodatus, bleef bij zijn vader.

 

'Wat bent u voor mij, mijn God? En wie ben ik voor u?'

 

Redenaarskunst was de weg naar succes in de wereld waarin Augustinus leefde. Zijn omgeving, en ook Augustinus zelf, wist dat het hem aan talent daarvoor niet ontbrak. Tijdens zijn studie stond op zijn literatuurlijst een dialoog van Cicero, Hortensius. Hij moest het lezen vanwege de mooie taal. In feite las hij het omdat de inhoud hem diep raakte. Het was een aansporing tot het zoeken naar wijsheid. De weg naar de wijsheid is een weg van afzien van weelde, van inkeer en kiezen voor een sobere levenswijze. Het boek raakte Augustinus heel diep, en hij begon de Bijbel te lezen. Maar daar was hij innerlijk niet aan toe. De Bijbel vraagt nederigheid, maar hij wilde groot zijn (Belijdenissen 3, 9-10). Zijn carrière telde voor hem, maar ook voor zijn ouders, die er bij hun beperkte financiële middelen alles voor over hadden om hem zijn studie te laten voltooien. Hij werkte hard voor zijn studie, hij wilde schitteren.

Hij voelde zich aangetrokken tot het manicheïsme, misschien ook vanwege de ascese die zij voorstonden. Hij hoopte in de geschriften van Mani, de stichter van deze sekte, het antwoord te vinden op de vraag waar het kwaad vandaan komt. Mani ziet aan het begin, nog vóór de schepping, een strijd tussen de gelijkwaardige machten van goed en kwaad, een niet opgelost conflict dat als het ware in de schepping overging, en met name ook in de mens. De mens is dan ook niet verantwoordelijk voor het kwaad dat hij doet. Hij is wel geroepen om via een vooral lichamelijke ascese het goede, of het licht, te bevrijden, in zichzelf en in de wereld. Augustinus voelde zich tot deze sekte aangetrokken en hij haalde ook verschillende vrienden over.

Hij had gedacht in deze sekte op te klimmen, maar hij is niet verder gekomen dan een aantal jaren toehoorder te zijn. De echte vragen waar hij mee worstelde kon hij nergens stellen. Ze betroffen de oorsprong van het kwaad, het zicht op God en op de schepping. Als hij een vraag formuleerde werd hij verwezen naar hun bisschop Faustus. Als die kwam zou alle antwoorden geven. Maar juist deze man werd voor Augustinus zijn grootste teleurstelling.

 
Augustinus, confessiones 4,1 vertaald door Wim Sleddens

In Milaan leerde Augustinus de bisschop kennen, Ambrosius, die hem als een vader ontving (Belijdenissen 5,23) en een beslissende invloed zou hebben op zijn uiteindelijke besluit zijn wereldse carrière op te geven en zich te laten dopen. Ambrosius had de faam een goed predikant te zijn. Augustinus vertelt dat hij naar hem ging luisteren zo vaak hij kon. Maar tegelijk met zijn woorden waar hij van genoot, kwam ook de inhoud bij hem binnen, en daar had hij geen behoefte aan. Maar hij kon ze niet van elkaar scheiden (Belijdenissen 5,23).

Door zijn manier van de Schrift lezen heeft Ambrosius stap voor stap alle moeilijkheden uit de weg geruimd die Augustinus had met de Schrift. De weg naar de katholieke geloofsgemeenschap ging geleidelijk voor hem open.

Die weg werd beter begaanbaar toen Augustinus in Milaan ook het platoonse gedachtegoed leerde kennen, waarschijnlijk in een studiegroep die dit denken legde naast een aantal geschriften van het Nieuwe Testament, zoals het Evangelie van Johannes, en met name de Proloog, en enkele brieven van de Apostel Paulus. Voor Augustinus was het een weg om de realiteit van de wereld van de geest te leren zien. Tot dan toe waren al zijn pogingen om gedachten over God te formuleren erop vastgelopen dat hij zich niets onstoffelijks kon indenken. Het platoons gedachtegoed was een grote hulp om dit kader te doorbreken. Het wees hem ook de weg naar zijn eigen innerlijk (Belijdenissen 7,16).

Augustinus, Confessiones 7,1 vertaald door Wim Sleddens

 

In het 7e boek van zijn Belijdenissen vertelt hij hoe hij zijn denken op orde bracht. Daarna verhaalt hij in het 8e boek hoe hij er toe kwam ook voor zijn concrete levenswijze de besluiten te nemen waar hij al zolang naar op weg was en die hem tegelijkertijd zo onmogelijk leken: de keuze voor de katholieke geloofsgemeenschap en voor een leven in onthouding. In boek 8 vertellen twee mensen een verhaal dat Augustinus sterk met zichzelf confronteert. De ene was Simplicianus, een priester die ook Ambrosius had begeleid op de weg naar zijn doop. Uit wat Augustinus verhaalt van de gesprekken met hem horen we van de bekering van Marius Victorinus, die om tot het geloof en tot de kerk te komen zijn functie als stadsretor van de Rome had opgegeven. De tweede is Ponticianus, uit Afrika, die een belangrijke functie had aan het hof van de keizer. Hij vertelde hoe twee van zijn medewerkers tijdens een wandeling bij toeval een klooster ontdekten, en hoe ze tot het besluit kwamen om dat leven te gaan leiden. 'Beiden hadden een vriendin. Toen die ervan hoorden, wijdden ook zij hun maagdelijkheid toe aan u' (Belijdenissen 8,15).

Twee ervaringen die Augustinus nodig heeft en die hun werk doen. 'Ze lagen verzameld in de schoot van mijn denken en hun vuur verteerde langzaam mijn verlamming' (Belijdenissen 9,3).  Deze verlamming zal uiteindelijk volledig van hem afvallen in de tuin in Milaan, waar hij een kind hoort zingen: 'Neem en lees. Neem en lees.' Als hij dan de Schrift neemt en in stilte de eerste tekst leest waar zijn oog op valt, komt er een licht van zekerheid in hem. In de woorden waarmee Augustinus zijn bekering vertelt aan zijn moeder lezen we hoe deze bekering er een was tot de geloofsgemeenschap én tot een ongehuwd leven in toewijding aan God. (Belijdenissen 8,30). 

 

Terug in Afrika

 

Toen Augustinus in de herfst van het jaar 386 zijn functie opgaf, trok hij zich met zijn moeder, zijn zoon en enkele vrienden terug op een landgoed, Cassiciacum genaamd, in de buurt van Milaan. Daar bereidde hij zich voor op zijn doop, die plaats had in de Paasnacht van 387. Daarna besloot de groep om terug te gaan naar Afrika en daar de levenswijze voort te zetten waar zij in Cassiciacum mee begonnen waren: een leven in gemeenschap, gewijd aan bezinning, studie en gebed. In Ostia moesten zij geruime tijd wachten om naar Afrika te kunnen oversteken. Tijdens die periode overleed zijn moeder. Belijdenissen confessiones Augustinus / vertaald door Wim Sleddens

Terug in Afrika vestigde de groep zich in het ouderlijk huis van Augustinus te Thagaste. Uit deze periode van een teruggetrokken leven kennen wij de dialogen, de vroege geschriften van Augustinus. Het zijn verslagen in dialoogvorm van de groepsgesprekken, door Augustinus geredigeerd. Aan deze gesprekken had ook Monica deelgenomen, evenals zijn zoon. Met hem had Augustinus een gesprek over taal, dat is weergegeven in De magistro (Over de leermeester). Adeodatus is in deze eerste periode in Afrika heel jong gestorven, hij was zeventien jaar.

Noord-Afrika maakte in die tijd deel uit van het Romeinse Rijk. De christenen hadden geen eigen scholen en Augustinus had als jongen hetzelfde onderwijs genoten als zijn heidense leeftijdgenoten. Christenen en heidenen deelden dezelfde taal en dezelfde heidense cultuur, met dezelfde perspectieven op carrière. In die laatromeinse tijd behelsden vorming en opleiding inhoudelijk vooral taal en literatuur, met ook de praktische scholing in welsprekendheid. Het ideaal was het kunnen spreken en schrijven zoals de 'klassieken'. Veel leerlingen kenden aanzienlijke gedeelten van oude schrijvers als Cicero, Vergilius, Sallustius en Terentius, uit het hoofd. Deze 'ouden' stonden model voor het zich goed kunnen uitdrukken, tot op het hoogste niveau. Ze vormden een bron van inspiratie niet alleen literair maar soms ook religieus. Begaafd als hij was, heeft Augustinus deze Latijnse, literaire cultuur van harte ingedronken. Dat was ook wat zijn ouders wilden. Zij waren niet rijk, maar hadden er alles voor over om hun zoon te laten studeren. Toen de financiële middelen ontbraken en Augustinus zijn studie moest opgeven, sprongen anderen bij, zodat hij een jaar later zijn studie kon voortzetten en afmaken. Hij voelde zich volkomen thuis in de geschriften van de Latijnse klassieken. Grieks kende hij ook, hij heeft zich daar later nog wat meer op toegelegd, maar zijn kennis ervan bleef onvoldoende om zich gemakkelijk actief in die taal te bewegen.

Tussen het christendom en de heidense cultuur was geleidelijk een symbiose ontstaan. Christenen hadden er geen moeite mee hun kinderen naar een openbare school te sturen. Het aantal christenen dat uitstekend onderlegd was in de klassiek literaire cultuur, groeide geleidelijk. De symbiose werd verstoord in de korte periode dat Julianus de Afvallige (361-363) keizer was. Hij verbood christenen les te geven op de openbare scholen. De uitwerking was dat christenen gedwongen werden om een keuze te maken. Deze omslag had Augustinus uiteindelijk ook gemaakt. Hij had de 'praatmarkt' verruild voor het Woord van God.

In de jaren ’90 van de vierde eeuw ontstond een beweging waaraan Augustinus, naast Hiëronymus en anderen, een actieve bijdrage leverden. Want hoezeer ze ook van de cultuur hielden waarin ze gevormd en opgegroeid waren, toch gingen ze zich als christenen zich steeds minder thuis voelen in een cultuur die zich helemaal vereenzelvigde met de heidense zaak. In het eerste Boek van de Belijdenissen geeft Augustinus uitvoerig aanwijzingen in deze richting. In dezelfde periode als waarin hij de Belijdenissen schreef, werkte hij ook aan de eerste drie boeken van Christelijke scholing (De doctrina christiana vertaald als: Wat betekent de bijbel). In deze studie zoekt hij naar een alternatieve, christelijke weg. Hij laat zien dat vorming niet alleen aan de hand van klassieke geschriften, maar ook aan de hand van de Schrift kan plaatsvinden. Door zijn studie en opleiding was Augustinus natuurlijk doorkneed in de Latijnse literatuur. Citaten uit de klassieke auteurs vloeiden als vanzelf uit zijn pen, ook citaten uit de Schrift. Maar in de Belijdenissen is er een groot verschil tussen beide categorieën citaten. Augustinus citeert veel uit de Schrift, vooral uit de Psalmen, en reflecteert over zijn leven vanuit de inzichten die de Schrift hem aanreikt. Dat geldt niet voor de klassieke auteurs, die citeert hij alleen ter illustratie. Zijn zoektocht beschrijft hij in de taal en de beelden van de Schrift.

 

De taken van een bisschop

 

De stilte en de rust van Thagaste hebben niet lang geduurd. Toen Augustinus in Hippo iemand opzocht die hij voor zijn gemeenschap wilde aanwerven, ging hij op zondagmorgen naar de kerk. Daar legde de bisschop, Valerius, aan zijn gelovigen uit dat hij een helper wilde hebben om hem in zijn taken bij te staan. Of hij nu wilde of niet, de mensen wezen naar Augustinus, en er was geen ontkomen meer aan. Enkele jaren daarna wijdde Valerius hem ook tot bisschop, om zijn opvolger te worden.

De havenstad Hippo Regius met haar achterland was het gebied waar Augustinus zijn taak als bisschop uitoefende. Als havenstad kende ze een zeer gemengde bevolking, en ze trok ook mensen aan uit het achterland. Een eerste taak lag voor Augustinus in zijn bisschopskerk, waar hij op de zondagen en vele dagen van de week preekte. Hij werd echter regelmatig op andere plaatsen gevraagd om te preken, vooral in Carthago, en daar preekte hij ook graag. Er zijn ongeveer 600 preken van hem bewaard gebleven, naar schatting een tiende deel van alle preken die hij ooit heeft gehouden. Ze zijn door stenografen opgeschreven.

 

Augustinus Confessiones 13,7 vertaald door Wim Sleddens

Een andere, belangrijke en tegelijk ook tijdrovende taak lag in het wel en wee van zijn kudde. Met hun vragen van allerlei aard kwamen ze naar de bisschop. Vaak waren het kwesties over geld en erfenissen, en in deze zaken was de bisschop ook de bevoegde rechter. Deze taak heeft veel van hem gevraagd, maar hij heeft ze altijd gewetensvol en met grote zorgvuldigheid uitgevoerd. Door zich bezig te houden met al deze besognes werd de man die zich graag in stilte terugtrok, de bisschop van de mensen.

 

Circumcellionen

In de samenleving van die dagen speelden ook andere zaken. Augustinus heeft veel mensen uit de gevangenis weten te halen die een schuld niet konden aflossen, en hij gebruikte daarvoor ook de financiële middelen uit de kerkenkas. Met deze mensen kwam hij een schikking overeen. Daarnaast heeft hij zich ingespannen tegen mensenhandel en tegen de doodstraf. Een straf had voor Augustinus alleen zin als zij een kans inhield tot verbetering. Daarom kon hij de doodstraf niet aanvaarden, maar hij heeft het moeten aanzien dat deze straf ook onschuldige mensen trof.

Dan waren er regelmatig uitbarstingen van geweld, en ook toen lagen kerkelijke tegenstellingen vaak op de achtergrond daarvan. De katholieke gemeenschappen waren in Augustinus’ tijd doorgaans kleiner dan de donatistische, en de meeste steden telden twee bisschoppen, in twee gescheiden geloofsgemeenschappen.

In die tijd waren de circumcellionen actief. In groepen ijverden zij tegen de heidense cultus. Hun herkomst was onduidelijk, en hun naam hadden ze van de christenen gekregen, omdat zij veel rondtrokken langs de gedachteniskapellen van de martelaren. Ze verstoorden graag heidense offerfeesten en vernielden tempels. Geleidelijk waren zij op de hand gekomen van de donatisten, tegen de katholieken. Overvallen op personen kwamen met regelmaat voor, met gewonden en soms met dodelijke afloop. De donatistische bisschoppen keurden dit geweld af, maar zij hadden weinig of geen invloed op deze groepen.

 

Donatisten

Als beweging was het donatisme ontstaan uit een aanzienlijke groep christenen die er moeite mee hadden dat bisschoppen die in de tijd van vervolgingen goederen van de kerk, zoals de Bijbel of kerkelijk vaatwerk, hadden uitgeleverd aan de overheid, in functie bleven. Deze christenen identificeerden zich met bisschop Donatus, door wiens toedoen het schisma in 312 een feit werd, een schisma dat diep zou doordringen in de Kerk van Afrika. Het fundamentele inzicht van Donatus en de zijnen was dat een bisschop die traditor was geweest, verrader, die de heilige boeken had uitgeleverd, de sacramenten niet meer geldig kon bedienen. Ondanks zijn aanhang in Afrika kreeg Donatus geen bijval van zijn collega-bisschoppen elders. Maar in Afrika ontstonden er echter twee rivaliserende hiërarchieën. In de gesprekken tussen de beide geloofsgemeenschappen was Augustinus de woordvoerder van de katholieken. Hij heeft veel geijverd voor een hereniging van beide gemeenschappen, maar zonder succes. Uiteindelijk heeft de overheid ingegrepen.

 

Pelagius

Pelagius is de naamgever voor de beroering in de kerk van Afrika en daarbuiten over genade en de vrije wil. In Rome had een bisschop een tekst geciteerd uit de Belijdenissen van Augustinus: 'U vraagt van mij om me te beheersen. Geef mij wat u vraagt, en vraag dan wat u wilt'. De Britse monnik Pelagius was erbij, en hij verstond ze als afbraak van persoonlijke verantwoordelijkheid voor het doen en laten van de mens. Het verschil van inzicht groeide uit tot de genadestrijd en Augustinus leer over de erfzonde en de kinderdoop. Ook deze strijd kostte Augustinus veel tijd en energie, en veel teleurstelling.

 

Wie is Augustinus voor ons?

 

Een hoge ambtenaar van het keizerlijke bestuur dankte Augustinus in 414 voor een meesterlijk antwoord op een moeilijke vraag. In een fraaie zinswending zag hij in de auteur daarvan 'alles wat een bisschop moet zijn, een wijsgerige geest, een goed geïnformeerd historicus, en een meester in goedgekozen Latijn'. Het zou een mooi grafschrift voor hem kunnen zijn. Ook reeds tijdens zijn leven realiseerde het Latijnse Westen zich wat voor een weergaloze meester deze man was. Zijn ongeluk was dat hij behandeld ging worden als een torenhoge autoriteit in de geschiedenis van het westers christendom, op een manier die hij zelf ten zeerste zou hebben betreurd. Een kritische waardering van de man en van zijn leer zou een gecompliceerde en lange studie worden, en deze inleiding heeft alleen de opzet hem enigermate te introduceren, binnen de intellectuele en politieke context van zijn tijd.

En op zijn minst mogen we zeggen dat Augustinus het heel erg vond te worden gezien als iemand die de mensen achterna wilden gaan zonder zijn argumenten te wegen. Hij was bang dat het geloof schade zou lijden als mensen zijn standpunten voetstoots aannamen als gezagvolle uitspraken. Onder de theologen uit de vroege christenheid van gelijk formaat zie je alleen bij Origenes eenzelfde neiging tot zelfkritiek.

Laten we Augustinus het laatste woord geven: 'Ik zou niet willen dat iemand heel mijn leer aanvaardt, maar alleen op het gebied waar hij zelf inziet dat ik me niet heb vergist… Ik ben mezelf ook niet op elk punt gevolgd. Ik denk dat ik dankzij Gods barmhartigheid voortgang gemaakt heb bij mijn schrijven, maar ik heb allerminst de volmaaktheid bereikt… Een mens mag goede hoop hebben als de laatste dag van zijn leven hem aantreft bij zijn pogingen om nog iets bij te leren.'

Zijn machtige werk De trinitate (vertaald als De Drie-eenheid) sluit hij af met het bekende gebed: 'Als iets van wat ik heb gezegd van mijzelf komt, moge het me dan vergeven worden door u en door uw Kerk' (p. 159-161 in Augustinus van Hippo / H. Chadwick, 2012).

 

Tekst: Wim Sleddens OSA.

Publicaties:

De Belijdenissen [confessiones] / Augustinus ; ingeleid, vertaald en van aant. voorzien door Wim Sleddens OSA .- Budel: Damon, 2011 (2de dr). - 351 p. – ISBN: 978-90-5573-915-8.- hb € 39,90
http://www.augustinus.nl/uitgaven_detail.php?nav=80&u=40

Augustinus van Hippo / Henry Chadwick; met een voorwoord van Peter Brown; vertaald door Anthony Dupont en Wim Sleddens. - Antwerpen: Halewijn, 2012. - 197 p. ISBN 978-90-8528-248-8 pb € 19,50 http://www.augustinus.nl/uitgaven_detail.php?nav=80&u=84

Augustinus voor amateurtheologen / Stephen Cooper ; vert. door Anthony Dupont en Wim Sleddens . - Altiora Averbode, 2008 . - 216 p. - ISBN : 978-90-317-2582-3 .- pb € 17,50

Zie ook:

Biografie van Augustinus, door Martijn Schrama OSA 

Het leven van Augustinus in kleurrijke beelden, door Benozzo Gozzoli 

Van Augustinus naar Orde der Augustijnen. Een lange weg,  door Wim Sleddens, OSA  

 top