Nieuwsbrieven uit West-Papoea
Ton Tromp beschrijft zijn belevenissen en zorgen bij het leiden van de scholengemeenschap
Ton Tromp, de schrijver van onderstaande nieuwsbrieven is op 8 mei 2023 overleden.
Lees hier het uitgebreide in memoriam van de hand van zijn medebroeder Jan van Dril (pdf).
Nieuwsbrief december 2021
Augustinian Newsletter voorjaar 2021
Nieuwsbrief december 2020
Nieuwsbrief september 2020
Nieuwsbrief juli 2020
Nieuwsbrief december 2019
Aug-2019: Augustijnse gemeenschap in West-Papua, aug. 2019
Nieuwsbrief december 2018
Nieuwsbrief december 2017
Nieuwsbrief zomer 2016
Nieuwsbrief voorjaar 2016
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari, Kerst 2021
Beste Allen,
Eindelijk terug naar school!
In Nederland begint vandaag een strengere lockdown het leven te bepalen om de coronavariant Omikron de baas te kunnen; in Manokwari en West-Papua begint het coronavirus juist (voorlopig?) op te klaren. Al anderhalf jaar geen kinderen op onze internaten, de klaslokalen staan leeg, alleen de docenten zijn elke dag op school, om vandaaruit online les te geven. Maar nu de Dienst van Gezondheidszorg zegt dat reeds 70% van de bevolking minimaal twee keer is gevaccineerd (aan de booster is men nog niet toe), mag – als het morgen niet weer anders wordt – na Nieuwjaar iedereen weer ‘gewoon’ naar school.
Dat zal me een gewenning geven! Nu staat het grote school- en internaatsterrein in Maripi (SMP, junior high school) waar ik woon, leeg; op een tiental kinderen, die om verschillende redenen tijdens de covid crisis niet naar huis konden, en een paar (eerwaarde) heren na. Straks moet de stroom op gang komen: 120 jongens en 100 meisjes op het internaat in Maripi, 120 meisjes en 110 jongens op het SMA (senior high school) complex in Susweni. 340 leerlingen op de SMA en 294 op de SMP, een derde van de leerlingen is dus extern, komt ‘van buiten’ (dat kan aan de overkant van de straat zijn, maar ook op een half uurtje met de bromfiets). Meer dan 30 docenten op de SMA (sommigen part time), 18 vaste krachten op de SMP. Het aantal leerlingen is ongeveer gelijkelijk verdeeld over jongens en meisjes. De leiding van de internaten is in handen van paters en zusters (nonnen), augustijnen, op iedere internaat twee tot vier vrouw/man sterk. Tot nu toe wordt het meisjesinternaat in Maripi nog bestuurd door twee vrouwelijke docenten, maar die worden waarschijnlijk in maart a.s. vervangen door zusters augustinessen. De jonge vrouwen hebben dan meer handen en hart vrij om aan hun eigen toekomst te kunnen denken, en niet dag en nacht vastgespijkerd te zitten aan het internaat.
Wel schijnt het zo te zijn dat we maar een beperkt aantal leerlingen in een klaslokaal mogen toelaten, niet meer dan 15 tot 18. Met inachtneming van allerlei regels, zoals mondkapjes, handenwassen, en afstand houden. De klassen tellen echter tussen de 25 en 30 leerlingen. Dus zal er in twee groepen gewerkt gaan worden, en het aantal uren per vak verminderd moeten worden. Geen vier uur wiskunde, bijvoorbeeld, maar maar twee uur, enzovoorts, zodat de leraren niet overbelast worden. Om toch het curriculum niet te kort te doen, zal er meer huiswerk gegeven moeten worden. Iedere jongen of meisjes is straks dus maar drie en half uur op school, in plaats van de gebruikelijke zeven.
Over enkele jaren zal men zegen, "Oh, deed jij eindexamen in 2020/2021, o ja, dan weten we het wel; dan kreeg je je diploma voor niks, gratis!" Proefwerk geven, overhoringen houden, cijfers geven, is online reuze moeilijk, want we weten niet of de leerling dan wel zijn familie de antwoorden opgehoest heeft. Sommigen hebben zelfs geen mobieltje, en zijn buiten bereik. Toch moeten ze van de Dienst van Onderwijs overgaan of slagen, om flinke heibel bij de ouders en verdere familie te voorkomen. Er worden dus maar zesjes ingevuld. Bij de serieuze leerlingen mag dit eigenlijk niet ter ore komen, want die gaan dan denken: "Waarom kan het bij de een makkelijk, en moet ik voor mijn rapportcijfers zweten?" Dus weer heibel bij de andere partij. De overheid maakt het zich niet makkelijk!
Op de vlucht voor guerillastrijders
Daar komt nog bij dat een dertigtal leerlingen niet bereikbaar zijn omdat ze met hun ouders zijn gevlucht voor eventuele represaillemaatregelen van het leger. Enkele guerillastrijders uit het Maybratgebied (hartje Vogelkop) hebben namelijk drie maanden geleden een militaire post overvallen en vier soldaten vermoord, in mootjes gehakt. De bewoners van alle omliggende dorpen vluchtten het oerwoud in, of verhuisden tijdelijk (tot nu toe!) naar de stad Sorong. In een parochie in de Oost-Aifat vluchtte ook de pastor mee met zijn parochianen! Zij zijn van alle contact verstoken, dus ook de schoolgaande jeugd. Enkelen van hen wonen eigenlijk hier in Manokwari op het internaat, maar waren vanwege de coronamaatregelen in hun geboortedorp. En nu dus veel verder van huis!!! Alle zestien Papoea's die betrokken waren bij de moorden zijn nog niet opgepakt, onvindbaar! Wel vele mensen die er uiteindelijk niets mee te maken bleken te hebben – het leger weet geen onderscheid te maken! Ze weten nog meer niet: het leger en de politie weten de zaak niet op te lossen; nu heeft de president de hulp van de Kerk ingeroepen om tot een 'staakt het vuren' te komen, zodat voedselhulp zonder allerlei interventies de vluchtelingen kan bereiken. De Kerk wordt meer geloofd en heeft meer vertrouwen bij de bevolking dan de Indonesische overheid.
Kerstvieringen in Maripi
In de stad is het rustig. De bouwprogramma’s bij de scholen kunnen normaal doorgaan: een reusachtige aula bij de SMA in Susweni en een uitbreiding van de eet- en recreatiezaal bij het meisjesinternaat. In Maripi (SMP) drie extra klaslokalen met meubilair en de aanleg (cementering) van de toegangsweg naar de internaten. Allemaal dank zij Uw hulp en vooral die van enkele zeer gulle donateurs.
De Kerstvieringen mogen dit jaar wel doorgaan. Met mondkapje en afstand houden. Dat laatste zal wel niet overal lukken. Het wordt een drukke driedaagse met vrijdagnacht, zaterdag- en zondagmorgen. Men weet van geen ophouden; extra banken aansjouwen en zeiltjes spannen om onder te schuilen (je kunt altijd buiten zitten, lekker weer, ondanks de regen), tientallen doopjes, honderden mensen – van krijsende babies tot en met krakkemikkige oudjes – iedereen op zijn/haar kerstbest, we gaan uren door, het zweet gutst over je rug, midden in de nacht. Maakt u zich geen zorgen, ik ben gezond, gevrijwaard van het COVID-19 virus. Een week later, met Oud en Nieuw, opnieuw. Zeg nu zelf, waar kies je voor, een Kerst en jaarwisseling in Papua of ….. in de kou!
Goede zinvolle feestdagen, en alle goeds voor 2022 !!
Dankbaar voor al jullie hulp en aandacht,
Ton Tromp
Augustinian Newsletter
Province of Our Mother of Good Counsel, Austral-Asia
Lent 2021 (p. 24-26)
In deze bijdrage kijkt Ton Tromp terug op vijftig jaar augustijns leven en werken in Papua-Barat.
Fifty Years in West Papua
The year 2020 marked the golden jubilee of the presence of Anton (‘Ton’) Tromp osa in what since
1 May 1963 has become named as the Irian Barat Province of Indonesia. This fifty-year ministerial milestone for Anton locally what was described as a Golden Year, and so it proved to be. The Austral-asian Province Newsletter is indebted to Anton because, throughout the past fifteen years, he has continuously sent us news and images of the Order’s ministry in West Papua, whose Augustinians are our brothers living nearest to Australia. A special thanks to relatives in the Netherlands of deceased Dutch Augustinians who for this Newsletter located in their family photo albums the photos included here of West Papuan ministry decades ago. [ Ed ]
My appointment to the Dutch Augustinian Mission in Papua came as no surprise, and I accepted it as an inviting adventure. Two years before my priestly ordination, it had been decided that I would be going there, and my seminary education programme was then expanded to include cultural anthropology, language study, a medical course, etc.
For my enculturation in West Papua, I read a lot and listened to experienced missionaries. I tried not to have prejudices, to keep an open mind, just to be ‘present’ and to take everything in. More listening than talking, and more asking than answering. Upon my arrival there, I was only twenty-four years of age; therefore it was agreed between the Provincial and Bishop Piet van Diepen osa (Diocese of Manokwari) that, after three to four years in Papua, I would take up some advanced studies. It turned out to be a master’s degree in sociology at the Asian Social Institute in Manila, Philippines.
Although located in a remote and isolated part of the world, the West Papuan indigenous people have lived and maintained themselves adequately in these tropical forests for hundreds of years. Amazing. So for us missionaries, the point was to get behind this miracle, always wondering why something was felt, done and expressed as it was done. Nothing should be a priori ‘strange’. When you live in an isolated village, in a rural area, with two-way radio for official business only, poor public radio reception (Dutch broadcasting company), and with no foreigners around, one had no choice; adjustment goes smoothly. The new language I had to learn was Bahasa Indonesian. Our dialogues were usually at a ‘low level’ about daily life, bride prices, crimes, livestock and farming, and not about the world scene, politics, or theological discourse.
When I arrived, it was straight to a jungle parish for me - three and a half years in 1970-1973 as the assistant parish priest in Bintuni, at the MacCluer Gulf, the southern part of the so-called Bird’s Head on any map of Indonesia. The pastor there was Fr Ben (Bernardus) Noords osa, the only European in the area. He already had been there for eight years. It was unfortunate that Bintuni in those years was the only parish/mission in the diocese that had no Religious Sisters. Bintuni was then a town of approximately 3,000 people (now 15,000). As outstations, there were about thirty villages, twenty of them Catholic, with approximately another 15,000 people. It is a coastal town at the mouth of the Bintuni River near the Bintuni Bay or MacCluer Gulf. From Bintuni we had to minister to about twenty villages located along the rivers of the north and south coast of Bintuni Bay. Some villages could only be reached by boat, and others only by trekking through the jungle. The people had dug-out wooden canoes (see photo). The Church had its own motorboat with a pair of thirty-horsepower engines, and it could carry about fifty tons of freight. The government, police and military had no boat; they had to ask for assistance from the Church.
A coastal ship from Sorong would stop by about once every two months. The Catholic dioceses in West Papua have their own light aircraft, in those years three or four Cessna 185s, operating as Associated Mission Aviation (AMA). A Cessna aircraft came to Bintuni once or twice every two months. The priest had to mow the grass airstrip (800 by 40 meters) every two or three weeks.
There was no electricity service in Bintuni. The church compound had its own generator; besides that, two Chinese stores had the only other generators in the district. Nor was there a public water supply; you either had to dig your own well, catch rain water, or else scoop drinking water from the nearby river, like every village did. The local diet: the staple food was sago (the starch of the sago palm tree) and sweet potatoes, yams and cassava; we had plenty of fish, and once in a while pork or deer. Rice was imported, but not enough for us to be able to eat some every day. Everything was very basic, e.g., once we had no sugar for a couple of months, but we had sticks of sugar cane.
We tried to visit every village at least once every three months. Salaries for the teachers (also to those teachers in government schools) were delivered by the parish priest during his visits to the villages. The priest also brought supplies for those teacher-families and catechists (whatever you can think of, from iron machetes and axes to underwear, from candies to fishing hooks, etc). Part of the pas-toral work consisted of trading, dealing with food supplies, construction and maintenance of engines and buildings. Part of the time was spent on communication, walking in the jungle, traveling by boat, cutting the grass of the airstrip, repairing the mower and the generator, dealing for diesel-oil and kerosene (often delivered by aircraft).
For me when new to West Papua, there was not much sense of isolation; on the contrary, no solitude or privacy at all, always surrounded by people. The children accompanied you when you went to take a bath in the river, the Bintuni adults would in the evenings come to the rectory where there was electric lighting, just to sit and talk, to look at the pictures in old magazines, to play cards, etc. Even when Fr Ben Noords and I were the only two persons there, we spoke Indonesian together. So for years no Dutch was to be heard (except during our visits to the diocesan office in the town of Manokwari at the most once a year). Every parish also had a small boarding school (in Bintuni, (then about forty kids), so those kids studied in the school located in the parish’s backyard.
There was no other realistic course of action for a foreign missionary than to adjust, to do what others previously had done for years. No reason for innovation! There was a big gap between the modern post Vatican II Dutch Church and this remote traditional jungle Church. (What missionary had heard of the changes in the ecclesial world? Who kept reading theology? Only one or two, besides our bishop, Piet van Diepen osa, who had attended the later Vatican Council sessions). Keep in good health as far as possible, because of always the presence of malaria, tropical wounds, etc., be down to earth, be practical, unite people of the different tribes and migrants from other Indonesian islands, pay attention to village community development, health care and schooling. Education is the way forward. Respect the local culture. Speak the language as well as possible. Come to know Nature.
The local people are very religious. Allah is nearby. Death is part of life. They have a cosmological outlook, where nature and culture are not separated, where ‘man’ is ‘part of nature’ and not the boss mastering nature. Solidarity with the sorrowful and the people suffering is evident. The rites of passage (birth, marriage, death) are witnessed by everybody (no need for sexual education later on, ha, ha!!).
The community, the family, is more important than the individual. Tragedy occurs due to ‘bad spirits’, to ‘Satan’. How do you dismiss or attack them? No worries about not being safeguarded in the hands of God. Man is co-creator and co-salvator. The world-hereafter is still ‘our’ world (with the deceased omnipresent).
People in Bintuni have experienced some European presence since Dutch colonial administrators had first moved through the area in 1925. When I arrived there eight years after Fr Ben Noords osa, he said he had been made to feel very welcome and at home; priests were the people’s links to the wider world, and were agents in uniting the tribes. They shared with us everything they had, and were proud to be Catholic. A few villagers were polygamous, let it be…
The Indonesian military presence after 1969 was always a burden and a threat. Each person or family was Catholic, Protestant or Muslim. Catholic village leaders held a Sunday service in the absence of a priest. Fr Paul Trorba osa, the secondever Papuan Augustinian priest, now aged in his sixties, came from Bintuni. So too was Fr Lewi Ibori osa, now in his fifties and serving as Vicar General of the Diocese of Manokwari-Sorong. There also have been a number of Religious Sisters from Bintuni.
afb.: Het artikel in de Augustinian Newsletter
Today within the Diocese of Manokwari-Sorong, there are twentyeight parishes, of which the Order staffs five of them (but not Bintuni). The other parishes are led by secular clergy of the Diocese, plus a few secular priests on loan from other dioceses in Indonesia, and some volunteer priests who are Carmelites or Divine Word Missionaries. Since 1956, a total of fourteen Dutch Augustinians have served in this Mission, three of whom in advanced years now live in the Netherlands: Arnold Neijzen, 93 years old, spent 57 years in Papua, Piet Giesen, 81 years old, spent more than twenty years in Papua, and Jan van Dril, 80 yrs old, spent twenty years in West Papua. Jan van Dril is still pastorally active as parish priest in the Dutch town of Medemblik.
Here in Papua, we first accepted candidates to the Order in 1985, starting with a novitiate. These days our Vicariate is very much blessed by an annual flow of postulants entering it. We are receiving candidates – clerical and non-clerical - who within the Augustinian fraternity are developing a great range of practical and academic skills, and will lead the Vicariate to a fruitful future.
The relatively recent advancement from Delegation status to become the Vicariate of Papua, Indonesia was a joyful and much-awaited occasion. Our vicariate leader is Fr Jan Pieter Fatem osa. The Vicariate has been ascribed to the Province of Cebu, which step is full of opportune for both of these Augustinian jurisdictions. Already it has resulted in two of our friars, Fr John Yempormase osa (Parish Priest) and Deacon Fransiskus M’baa osa, sharing ministry with two friars from the Cebu Province in the administration of a parish near Ketapang, (see page 21) in the Indonesian section of the island of Borneo.
In summary, all of 2020 was a blessed year for me, and thankfully our part of West Papua has been touched by Coronavirus only lightly. With the passing of the years (so very quickly!), most of my previous responsibilities are now in the capable hands of younger friars, and that is good for all concerned. I thank God for my life, and for my vocation to ever seek cor unum et anima una in Deum. Semoga Tuhan Yesus selalu menyertai kita. (“May Christus Totus be with us always!”)
Anton Tromp osa
Ton Tromp
Graag uw bijdrage aan de Villanovascholen:
IBAN: NL 87 INGB 0000 86 65 07
BIC: INGBNL 2A
t.n.v. Missiebureau Augustijnen
o.v.v. augustijnse scholen Papua-Barat
Het missiebureau kent een ANBI-status
De augustijnse scholen in Papoea worden tevens gesponsord door de het Augustinianum in Eindhoven en Stichting Augustinianum Sorong.
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari, Kerst / Natal 2020
Beste Allen,
Kerst vieren in 2020
Een wel heel bijzondere en gedenkwaardige Kerst! Jullie in Nederland lijken zwaarder getroffen door het Covid-19 dan wij hier in Indonesia. Indonesia heeft ongeveer vijftien keer zoveel inwoners als Nederland, maar de teller van het aantal corona-patienten en -doden staat in geen verhouding, als de statistieken kloppen. Bijna 700.000 geinfecteerden, onder wie 20.000 doden. De meeste infecties zijn te zien op het eiland Java, in de grote steden Jakarta en Surabaya. In de provincie West Papua (de Vogelkop van het eiland Papua) zijn tot nu toe 98 doden te betreuren, onder wie 21 in de stad Manokwari (waar ik woon). Er gelden regels zoals overal in de wereld: afstand houden, mondkapje dragen, regelmatig handen wassen, geen handen schudden, niet met veel mensen bij elkaar, in kerken niet meer dan enkele tientallen mensen per dienst, scholen en universiteiten on-line. Met de Kerst worden er eenvoudige diensten gehouden, met inachtneming van de regels. Niet blijven hangen na de dienst, zoals gebruikelijk, om samen te eten, te dansen e.d. Wel diensten op donderdagavond (nachtmis), vrijdag, zaterdag, zondag.... Het zal niet iedere dag storm lopen (of toch?).
In het straatbeeld merk je weinig van de corona. Ja, je ziet veel mensen met mondkapjes, de politie houdt ook mensen staande die geen mondkapje (hier op zijn Nederlands ‘masker’ geheten) dragen, maar niemand wordt beboet. Winkels blijven open, er wordt veel vanuit huis gewerkt of vakantie gehouden, er blijft van hot naar haar gereisd worden (wel nadat men een ‘rapid test’ heeft ondergaan en een reisdocument verkregen tegen relatief veel geld), passagiers in taxi-busjes zitten dicht op mekaar. Ja, voordat men een winkel of kantoor binnengaat dient men zijn handen te wassen, en soms worden er ‘maskers’ uitgereikt en temperatuur opgenomen met een op je voorhoofd gericht pistooltje. Corona schijnt de mensen niet te deren..... Mensen wonen ook niet opgesloten in hun huizen, afgeschermd tegen de kou. In de huizen staan ramen en deuren altijd open, zitten de mensen meer buiten op de veranda dan binnen. Nergens een plek waar het virus kan blijven ‘hangen’.
De Villanovascholen
Bij de afbeelingen: boven de plattegrond van de Villanovaschool SMA (bovenbouw) in Manokwari- Susweni ; onder de plattegrond van de Villanovaschool SMP (onderbouw) in Manokwari-Maripi. De nieuwe aula is gepland bij de SMA Susweni
Scholen zijn sinds het begin van het schooljaar dicht, d.w.z. geen klassikaal onderwijs. Sommige kinderen, die in de buurt wonen, moeten elke week hun huiswerk komen ophalen en afleveren, maar de meesten zijn ‘on line’ wat natuurlijk de nodige problemen oplevert. Wat te doen als gezegd wordt dat er geen signaal is of geen beltegoed, en men dus de lessen niet volgt? Niet iedereen heeft de gratis leerboeken mee naar huis genomen. Maar vooral zijn de proefwerken, en vooral die in de proefwerkweek aan het eind van het semester, een wassen neus. Want wie zegt dat papa of mama de antwoorden niet heeft ingevuld, of dat men met een groepje heeft samengewerkt, dus gespiekt. Geen controle mogelijk. De Dienst van Onderwijs heeft al officieel aangeraden niet al te lage noch te hoge cijfers te geven, en iedereen straks maar te laten slagen of overgaan.... Die instructie mag natuurlijk niet algemeen bekend worden, want dan gaan de minder gemotiveerde en niet naar kennis hunkerende leerlingen ongegeneerd vakantie houden! Het zal wereldwijd gezien worden: oh, ben jij in 2020/2021 geslaagd? Is je diploma een corona-bul? Tja, dan heb je ‘m voor niks gekregen!? Er gaan geruchten dat in januari alleen de eindexamenklassen toch weer voor enkele maanden klassikaal onderwijs moeten komen ontvangen op school, in groepen van niet meer dan 15 leerlingen. We wachten af.
Nieuwbouw en muziek!
Dank zij de hulp van een goede donateur wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de bouw van een heuse aula op het terrein van de bovenbouw, de SMA in Susweni. Een immens gebouw, ruim, hoog. Ook dus geschikt voor het spelen van badminton, naast voetbal de meest geliefde sport in Indonesia. En om te verhuren voor bruiloften en partijen, om zo wat inkomen te genereren. Maar vooral om de 350 leerlingen voor bepaalde gelegenheden bij elkaar te kunnen krijgen. En hun ouders. Er is een groot podium, zodat er nu wat uitdrukkelijkker aandacht besteed kan gaan worden aan toneel, voordracht, muziek en dans. Enkele jaren geleden begonnen we met een ‘Villanova School of Music’, - er was al een fanfare-korps -, want we beschikten (nog steeds!) over een goede leraar die de jeugd wegwijs kon maken op de piano, viool, drumstel, gitaar. Ook beschikken we over traditionele muziekinstrumenten: bamboe fluiten, kolintang en angklung. Enthousiasme om met muziek bezig te zijn moet echter steeds opnieuw aangezwengeld worden. Wat er wel ‘in’ gaat is dans: papua-volksdansen, breakdance, en het alles omvattende ‘disco’ ... je zomaar wat expressief in allerlei bochten wringen, dicht op mekaar. Er wordt geginnegapt over het ‘dansa barat’, westers dansen, - zoals wij dat op de dansschool leerden -, want dan moeten de jongens en meisjes elkaar lichtjes vasthouden, iets wat je blozend verlegen doet zijn. Met een donkere huidskleur gaat dat blozen moeilijk dus wordt er grinikkend op de kop gekrabt, en hard weggehold naar de donkere hoeken van de feestruimte. Dit ‘dansa barat’ is overigens wel zeer populair onder mensen afkomstig van Ambon en Manado, delen van Indonesia die zich vaak nog steeds de ‘dertiende provincie’ van Nederland noemen.
Bij de afbeeldingen: links de nieuwe centrale toegangsweg over het terrein van de Villanovaschool SMA Susweni:eindelijk geen kuilen en modderbaden meer. Rechts oefent de fanfare van school op het schoolterrein.
Het straatbeeld met kerst
Iedereen is deze dagen druk met een kerstboom op te tuigen: een duur plastic geval uit de toko, of een uit plastic afval gebouwde boom. Ook kerststalletjes, wat zeg ik, hele hutten, meestal op hoge staken, zoals de papua’s vroeger hun huizen hoog in de boomkruinen bouwden. Niet alleen voor iemands huis, maar ook aan de kant van de grote weg, in iedere wijk. De burgemeester schrijft zelfs een wedstrijd uit om te zien welke wijk of buurt de mooiste kersthut kan bouwen en versieren. De hangjongeren houden zich dan de ganse kersttijd hele dagen en nachten in deze vrijplaatsen op, 24 uur lang keiharde kerstmuziek producerend, ook om op te boksen tegen door flinke versterkers uitgebraakte gebedsoproepen uit de omliggende moskeeen. Daar gaat je ‘stille nacht’.... Noise pollution.
Geen plaats in de herberg. Geen gelegenheid om met veel familie aan tafel te zitten, met vele samen te komen voor bezinning en gebed. Coronabesmetting, ziekte en dood om je heen, op de loer. (Ik las op internet dat vanuit het mij bekende Haarlemse Spaarne-Gasthuis een patient naar een ic-afdeling in een Duits ziekenhuis was vervoerd omdat ‘Haarlem’ vol lag!).
Ondanks alle huivering wens ik jullie een zinvol en gelukkig Kerstfeest en goeds en vrede voor het Nieuwe Jaar. Dat het nu te distribueren vaccin verlichting mag brengen. Met oprechte dank voor de vele blijken van aandacht en belangstelling en zeer op prijs gestelde hulp bij de ontwikkeling van het onderwijs in Manokwari.
Met hartelijke groeten,
Ton Tromp
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari, september 2020
Beste Allen,
De beloofde twee weken – dat ik jullie wederom zou schrijven – werden er twee maanden! Weet je, zo gaat dat in het oosten. Tijd is niet altijd geld, de afspraak of uitnodiging is wel om 19.00 uur, maar dat betekent ‘ergens in de avond na etenstijd’. Zou er 18.00 gestaan hebben, dan mag je ook komen wanneer je wilt, maar kun je rekenen op een hap rijst met toebehoren. Met de afspraken rond het COVID19 is het niet anders: niet iedereen weet wat er precies aan regels is afgesproken of men houdt zich er niet aan (want denkt – niet helemaal onterecht – dat die afspraken ‘morgen’ toch weer herroepen worden). Zo ook anderhalve maand geleden aan het begin van het schooljaar.
Wel of niet naar school?
Voor zowel onderbouw als bovenbouw hadden zich tussen de 100 en 150 nieuwe leerlingen aangemeld, van wie 2/3 een plaatsje op het internaat wilde. Op de bovenbouw (SMA) werd al direct gezegd (door de Dienst van Onderwijs, die onder de provinciale overheid valt) dat er vanwege het COVID19 geen klassikaal onderwijs zou zijn; dat iedereen dus thuis mocht/moest blijven en 'online' onderwijs moest volgen.
Voor de jongere kinderen van de onderbouw (SMP; klassen 7 t/m 9; 12-16 jaar) was de regeling anders. Dit schooltype valt onder de regionale Dienst van Onderwijs. Klassen 8 en 9 mochten thuis blijven, de nieuwelingen van klas 7 moesten naar school komen, waar ze een paar uur per dag klassikaal onderwijs zouden krijgen met een aangepast curriculum in groepen niet groter dan 15. De internaatskinderen, uit afgelegen gebieden, begonnen toen op Manokwari af te komen. De meesten moesten daarvoor op vliegtuig of boot stappen of per gecharterde terreinwagen reizen. Daarvoor moesten allerlei dure reisdocumenten geregeld worden om te laten zien dat men vrij was van het virus. Zowel op jongens- als meisjesinternaat kwamen er al ongeveer 30 kinderen binnendruppelen (normaal zijn er iets meer dan 100 op ieder internaat). En jawel hoor - nog lang niet iedereen was al op school – of de regeling werd veranderd.
Helemaal nooit niet never never ooit tak pernah klassikaal onderwijs! De internaatskinderen die hun reis naar Manokwari nog niet geregeld hadden mochten dus thuis blijven; dat kon hen via de telefoon – voor zover bereikbaar – meegedeeld worden. Ook zij zouden online onderwijs gaan volgen. Een kleine maand later werd de regeling iets versoepeld. Men moet nu ‘s maandags naar school komen om huiswerk op te halen, en ‘s zaterdags opnieuw om het werk weer in te leveren. De docenten moeten wel iedere dag naar school komen, en van de lerarenkamer uit via het internet opereren. Dat hapert hier en daar: de voornaamste reden is dat men geen geavanceerd mobieltje heeft of niet voldoende centjes om elke keer weer beltegoed te kopen. Uiteindelijk was het internet-staatsbedrijf zo vriendelijk om speciaal voor de schoolgaande jeugd dat beltegoed voor enkele luttele centen aan te leveren.
Alleen maandag en vrijdag op school - de consequenties
Dit systeem loopt dus nu. De kinderen die in en om Manokwari wonen of op het 50 meter van de school gelegen internaat verblijven komen dus maandag en zaterdag naar school, waar hun temperatuur wordt opgenomen met een thermogun, waar gelet wordt op het afstand houden (door tekens op de grond en door veel geschreeuw), waar ieder een masker draagt (soms alleen op de kin). Ook op andere dagen mag men naar school komen om de docenten om advies te vragen. Maar met dit alles weten we natuurlijk niet of de leerling wel de aangeboden opgaven thuis maakt; misschien maakt papa of mama het huiswerk wel. Ook zijn er die enkele dagen per maand niet bereikbaar zijn – het bos in, vogeltjes jagen? – of helemaal geen sjoege geven. Het ziet er naar uit dat ook na Nieuwjaar deze wijze van lesgeven stand zal houden. Hoe dan te bepalen of iedereen wel over kan gaan of mag slagen? Het ligt in de verwachting dat iedereen dit jaar ‘voor niets’ krijgt, en gewoon netjes slaagt of over gaat. Ook de jeugd beseft dat, hetgeen niet aanspoort tot 'flink studeren'. De meesten nemen er hun gemak van. Veel hangt af van wie de ouders zijn, hoe dicht ze op de verrichtingen van hun kinderen zitten, en hen aansporen tot studeren. O ja, onze ingeslagen studieboeken – iedere leerling krijgt altijd een stapel boeken in bruikleen – kunnen in de kast blijven; men schijnt op internet allerlei benodigde leerprogramma’s te kunnen vinden. Gelukkig zijn de meeste docenten jong en handig met dat internet, evenals de jeugd. Voor mensen van mijn generatie (goddank geven die geen les meer) is het een ramp om je binnen te wroeten in allerlei lesmodules. Een e-mail versturen gaat nog net.....
In de stad Manokwari
Het coronavirus bindt niet in. Integendeel, werden er vorige maanden in Indonesia nog 2.000 mensen per dag besmet, nu zijn dat er al 3.000. Het aantal sterfgevallen is de 9.000 gepasseerd. Nog weinig voor dit eilandenrijk met meer dan 270 miljoen mensen. In de provincie West-Papua (het westen, de Vogelkop, van het Indonesische westelijke deel van het eiland Papua) zijn er nu al 17 doden te melden, twee weken geleden stond dat cijfer nog op 3. Ook in de stad Manokwari zijn er nu al enkele doden te betreuren.
Men reist weer heel wat af, het stadsgewoel blijft aanhouden, in winkels loopt men elkaar omver, taxibusjes zitten volgepropt, op de taxibrommers houdt de passagier de chauffeur in een houdgreep. Vorige week organiseerde de Dienst van het Kadaster een vergadering in Sorong voor zijn ambtenaren. Enkele dagen na terugkomst overleed het hoofd van de provinciale dienst aan het coronavirus. Eergisteren overleed zijn collega, het kadaster-hoofd van de regionale afdeling Manokwari. Met inachtneming van speciale regelgeving is hij begraven op een apart nieuw kerkhof. Onder luide protesten en gejammer van de familie mocht die familie alleen maar op verre afstand toekijken. Het hele kantoor gesloten, alle ambtenaren in quarantaine voor veertien dagen. Een hopeloze speurtocht (tracking down) naar mensen met wie de overledenen allemaal in contact zijn geweest.
Wat gebeurt er in Maripi in en rondom onze school?
Op de internaten in Maripi zitten de kinderen nu aan eet- en studeertafels op gepaste afstand, op school- en kerkelijke dagen komt de thermogun er aan te pas en draagt men een mondkapje. Maar met sporten en wat werken in de tuin kunnen ze zich maar moeilijk aan het afstand bewaren houden. We hopen er maar op dat deze leeftijdsgroep minder vatbaar is voor het virus.
Eind vorig schooljaar kregen we de beschikking over een aanzet tot een heus fanfarekorps, zoals de bovenbouw, de SMA, al heeft. Maar de trommels en trompetten blijven nog even in de kast. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat men al oefenend, hoestend en proestend aan het toeteren slaat.
Op het terrein van de SMA is men dank zij de genereuze hulp van een weldoener flink bezig aan de bouw van een immense aula, die voor bijeenkomsten van leerlingen (en ouders) ook gebruikt kan gaan worden voor de populaire badmintonsport.
Ikzelf blijf zoveel mogelijk op het school- en internaatsterrein. Een enkele keer ga ik de stad in naar de bank of naar een naburig dorp voor kerkelijke assistentie. Zoals voor bijna iedereen is dit verblijf hier een mooie gelegenheid om orde op zaken te stellen voor de schoonmaak, administratie en correspondentie. Wel blijven voor- en achterdeur openstaan voor iedereen die een pastoor nodig heeft, en die nood kan van alles zijn.... Tijdens het schrijven van deze brief werd ik onderbroken door de volgende gasten:
Mijn werk als pastoor
- Een trouwlustig stel – woont al vijf jaar samen; vrouw islam, man katholiek. Geharrewar met wederzijdse familie over volgens welke godsdienst er getrouwd moet gaan worden. Indonesia kent geen burgerlijk huwelijk, iedereen moet volgens zijn of haar godsdienst trouwen. Iedereen moet dus ook per se een godsdienst aanhangen, het staat op je identiteitsbewijs. 't Is tegen de constituties om te zeggen met Allah geen bemoeienis te hebben.....
- Een blinde man (weduwnaar, vier kinderen) die om rijst kwam vragen. Hij was aan het verkeerde adres want voor deze groep van 'mensen met een handicap' is er toevallig wel een instantie die hulp verleent. Het is te begrijpen dat hij van twee walletjes wil eten, want het zijn maar walletjes, niet met dikke klinkers bestraat. Dan maar geld voor de taxi terug naar huis en de blindenopvang.
- Een man die kwam vertellen dat zijn buurman hedenmorgen al was overleden. Een migrant van het eiland Timor, nauwelijks 30 jaar oud, met een dochtertje van drie jaarr. Toevallig was hij net twee maanden geleden officieel getrouwd. Hij overleed in de stad, maar het stoffelijk overschot werd hier in de buurt bij familie opgebaard, want hier is meer ruimte. Met de familie in zijn geboortekampung is geregeld (zij stuurden een hoop duiten) dat het stoffelijk overschot morgen per vliegtuig naar Kupang (op Timor) vertrekt. De kist moet worden gezegend, een eucharistieviering aan huis, vanavond nog, en er hebben zich al meer dan honderd Timorezen verzameld.... je laat een streekgenoot niet zomaar gaan. Omdat ik nog allerlei gasten had, was een collega bereid voor te gaan in het gebed bij de rouwenden (met de auto, drie kilometer van hier, over een landweggetje, door een rivier.. hopelijk staat het water niet al te hoog). De collega zal wel laat thuiskomen, want na de dienst moet er ook nog flink gegeten worden, de meeste vrouwen zie je niet in de dienst, die staan nu (acht uur ‘s avonds) in de keuken. De familie (over de honderd dus!) zal niet slapen, blijft waken totdat het vliegtuig morgenochtend vertrekt. Pas daarna naar bed (en dus afwezig op het werk).
- Een buurvrouw komt langs. Een Javaanse boerin, voornamelijk Javaans sprekend, wat ik niet versta, die achter op het terrein in een hutje woont en leeft van de spinazie-opbrengst. Ze kwam een rijpe tros bananen brengen. Geven van wat je tekort komt .....
- Een joch van het internaat met een geweldig blauw oog, potdicht. Was twee dagen geleden al tegen een elleboog van een vriendje opgebotst, maar kon nu pas niet meer uit zijn oog kijken en begon te klagen. Met een surveillant van het internaat naar het naast ons terrein gelegen politieziekenhuis. Na tien minuten al weer terug met een paar pillen antibiotica, en honderduizend rupiah armer: Rp 50.000 voor de dokter, Rp 25.000 voor de verpleegster, Rp 15.000 administratiekosten en Rp 35.000 medicijnen. Rp 100.000 staat gelijk aan zes euro!
Geen handengeven dus, niet altijd een mondkapje, niet altijd echt anderhalve meter afstand.... Ik ben al jaren wat rook-hijgerig, maar heb deze maanden geen koorts (koorts is hier meestal een teken van malaria). Toch denk ik soms: "Het zal tocn niet zo zijn dat .....?" Wachten op een vaccin..... Wij zullen in deze uithoek van de wereld wel een half jaar later geprikt worden dan jullie, zou het niet!?
Een goede gezondheid, alle goeds, oprechte dank voor alle aandacht en steun, en hartelijke groeten,
Ton Tromp
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari, juli 2020
Beste Allen,
Jullie zullen je lang afgevraagd hebben hoe het mij en de schoolkinderen in deze coronatijd vergaat. Eind maart sloeg de vlam in de pan. Alle scholen en kerken dicht, allerlei maatregelen zoals jullie die ook ondervonden en gedeeltelijk nog steeds een deel van het nieuwe leven moeten laten zijn.
Indonesia heeft het voordeel dat het een immens eilandenrijk is. Als je geen airplanes meer laat vliegen en geen boten meer varen, is de zaak op slot. Dat gebeurde dus. De meeste besmettingen begonnen in de hoofdstad Jakarta, later ook in de tweede stad, Surabaya, in Oost Java, maar ook in Makassar (Zuid Celebes). In heel Indonesia (275 miljoen inwoners) zijn er nu na al die maanden ongeveer 70.000 besmettingen en 3500 doden. Papua bleef grotendeels gevrijwaard. In de provincie West-Papoea (de Vogelkop) zijn tot nu toe vier corona-doden geteld, allen in de stad Sorong, en een tweehonderdtal besmettingen.
Met veel regelingen wordt de hand gelicht: niet iedereen draagt een mondkapje. Bovendien zijn die dingen spaarzaam verkrijgbaar, en worden ze veel langer gedragen dan de voorgeschreven vier uur. Sommige mensen naaien van allerlei lappen ook een 'mondkapje' en verdienen zo wat extra geld. In de stad, in de winkels en het openbaar vervoer, zie je de mensen nauwelijks de 1,5 meter afstand bewaren. Overal staan bakken waar je met zeep je handen moet wassen, maar velen lopen er aan voorbij. Wel wordt er bij banken en overheidsgebouwen, vooral op vliegvelden en havens, de temperatuur gemeten met een thermo-gun. Daar wordt mensen zonder mondkapje de toegang geweigerd. Men denkt ook vooruit: er is zelfs al twee hectare grond vrijgemaakt voor een coronakerkhof! Sinds enkele weken geleden de lockdown is opgeheven kun je in bijzonderen gevallen na het regelen van veel papieren toch weer met vliegtuig of boot reizen.
De te nemen maatregelen werken verwarrend; Jakarta geeft andere voorschriften dan de plaatselijke of provinciale overheid. Wanneer wel of geen school of kerk? Niemand die het weet. Op 14 juli wachten we hier op de volgende verklaring: iedereen zegt dat de scholen dan weer voor de bovenbouw even open mogen, maar op halve kracht met niet meer dan 15 leerlingen in een lokaal en niet meer dan vier lesuren op een dag. De rest moet 'online'. Maar niet iedereen heeft op de plek waar hij/zij woont bereik, niet iedereen heeft een geavanceerd mobieltje, niet iedereen heeft voldoende geld om maar iedere keer weer beltegoed te kopen. In de afgelopen maanden (april, mei, juni) waren de lessen dus online, de internaatsleerlingen konden nog net bijna allen voor de lockdown terug naar huis. De schoolresultaten over die maanden werden niet geteld want niet iedereen kon of wilde het online lesprogramma volgen. Bijna iedereen is dus geslaagd of over naar een volgende klas. Er was geen staatsexamen, alleen het schoolexamen telde, dus slaagde bijna iedereen. Alleen op de bovenbouw van onze Villanovaschool slaagden drie leerlingen niet.
Dat alles vermindert niet het animo om zich als nieuwe leerling aan te melden op onze scholen. Op onze Villanova SMP (onderbouw, klas 7 t/m 9) hebben zich nu al 140 leerlingen aangemeld (vijf klassen). Op de Villanova SMA (bovenbouw) eveneens vier volle klassen. Velen hopen op een plekje op het internaat. Het pas afgebouwde meisjesinternaat, gaat straks 70 kinderen herbergen (capaciteit 100), volledig op eigen risico van de ouders.
Maar we weten niet waar we echt aan toe zijn. Op 16 juli beginnen de lessen weer, maar op 14 juli dus komt er nog een verklaring of de internaten wel of niet open mogen. Officieus zegt men: het mag, als je maar afstand bewaart en flink handen blijft wassen; niet sporten en geen gezamenlijke tuinarbeid (want transpireren). De meeste internaatskinderen moeten van buiten Manokwari komen. Maar er kan alleen van hot naar her gereisd worden met een heel stapeltje reis- en gezondheidsdocumenten die op een vlieg- of boothaven gecontroleerd worden. Ook bij de toegangswegen tot de stad. Met het regelen van die papieren – waaronder een verklaring dat men coronavrij is (kosten: een maandsalaris!) kan flink gesjoemeld worden! Zo werden er vorige week tegen de duizend inwoners van Sorong en Manokwari verscheept vanuit Jayapura: ze mochten na maanden terug naar huis. Voor hun vertrek werd iedereen medisch gecheckt op corona via een swab, bloedonderzoek, etc. Edoch, bij aankomt in Manokwari, na daar opnieuw onderzocht te zijn, bleken er toch enkelen het virus bij zich te dragen! Bij navraag in Jayapura bleek dat men wel onderzocht was maar dat de uitslag voor vertrek nog niet bekend was. Die lag nog ergens op een laboratorium en niet bij de deur maar in Makassar! Excuus: men had zijn best gedaan, een modern swabonderzoek uitgevoerd en niet alleen maar de temperatuur opgenomen. Iedereen was van goede wil, nu was er toevallig een boot in de buurt en wie wil niet zo spoedig mogelijk naar huis!! De geïnfecteerden zitten nu in quarantaine, nee niet thuis – want daar kan niets gecontroleerd worden, maar in een apart soort opvanghuis bij een pas gebouwd en nog niet in gebruik genomen ziekenhuis. De omwonenden maken trouwens bezwaar tegen de keuze van die quarantaineplek want zo ligt heel dichtbij het gevaar op de loer. Dat alles om te illustreren hoe verward en onzeker we zijn.
Zullen/mogen we wel of niet de leerlingen op het internaat opnemen? Hoe bewaar je daar de anderhalvemeternorm? Toevallig zijn net enkele nieuwe gebouwen tot stand gekomen, zodat we daar een stel stapelbedden kunnen neerzetten; in de eetzaal meer tafels, maar hoe bewaar je spelend afstand? Iedere ouder moet een verklaring ondertekenen dat men beseft dat hun zoon of dochter bij ziekteverschijnselen terstond naar huis gestuurd wordt, en dat men bij calamiteiten de scholenstichting niet aansprakelijk stelt. De meeste ouders blijven echter aandringen dat we onze internaten openstellen. De aanmeldingen overschrijden de opnamecapaciteit dik.
Over twee weken weet ik meer. Het zou dus best kunnen dat op 14 juli de overheid alle scholen openstelt (de universiteiten nog even niet), misschien het curriculum terugbrengt tot enkele vakken, ons opdraagt te letten op handenwassen, afstandhouden, mondkapjes (de tienerleerlingen ook?) en dat is het dan..... Wachten op instructies. Daarna schrijf ik jullie opnieuw.
O ja, met mij gaat het goed. Alhoewel behorend tot de risicogroep heb ik geen bijzondere klachten. De enige gevallen die hier in Manokwari geconstateerd zijn, waren alle te herleiden tot een groep mensen die een religieuze bijeenkomst in Makassar hadden gevolgd, en na thuiskomst ziek bleken te zijn en ook hun naaste omgeving had geinfecteerd. Die mensen zijn afgezonderd en inmiddels al weer gezond verklaard. Het huisarrest heeft eigenlijk geen zin, want wat is 'huis' als alles open is, wanneer je door de wanden en het dak heen kunt kijken en iederen buitenshuis woont.
Met hartelijke groeten, dank voor alle goeds,
Ton Tromp
Graag uw bijdrage aan de Villanovascholen:
IBAN: NL 87 INGB 0000 86 65 07
BIC: INGBNL 2A
t.n.v. Missiebureau Augustijnen
o.v.v. augustijnse scholen Papua-Barat
Het missiebureau kent een ANBI-status
De augustijnse scholen in Papoea worden tevens gesponsord door de het Augustinianum in Eindhoven en Stichting Augustinianum Sorong.
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari december 2019
Beste Allen,
Na de maanden augustus en september in Nederland te zijn geweest, waar ik velen van jullie weer heb mogen ontmoeten, ben ik sinds begin oktober opnieuw terug in Manokwari.
Nederland en Papua: leven tussen twee culturen
Een bezoek aan Nederland is zoals altijd plezierig, meer dan dat, je wordt ook 'vervuld' en niet alleen door de jarenlang gemiste zoute haring en rookworst. Ik word overal zeer gastvrij ontvangen, en je gaat weer om, spreekt weer verder met familie, medebroeders en vrienden, alsof je nooit weg geweest was. Het is geen zoeken naar woorden, gevoelens, tekenen van aandachtig leven. Dat komt ook natuurlijk omdat je tegenwoordig door het internet ook op verre afstand dicht bij elkaar kunt zijn... er zijn geen vreemde, nieuwe berichten te absorberen, zoals tientallen jaren geleden toen ik bij aankomst in Nederland mocht vernemen dat Abdul Gafar Nasar, De Gaulle, Indira Gandhi en nog enige andere bekende figuren allemaal al waren overleden. Je weet hoe het 'voelt' als, anders dan in Papua, het elektrisch licht zomaar en altijd en overal aanspringt, het koude en warme (drink)water nacht en dag door met een simpele handbeweging rijkelijk stroomt (alhoewel je je de nieuwe snufjes van allerlei douchekranen nooit eigen maakt en altijd rommelen blijft), er een geweldig televisiescherm is met beelden die niet haperen en programma’s die er toe doen, bussen en treinen op tijd rijden, de wind guur kan zijn, altijd maar weer op schoenen te moeten lopen en je in lagen kleren te hijsen, en je toch maar beter een pet op je kale hoofd kan zetten om niet verkouden te worden, auto’s die niet rammelen, geen lawaai maken, niet door kuilen en gaten botsen en hotsen en tientallen kilometers harder rijden dan ik hier gewend ben. En zo veel meer... natuur en cultuur. Het elke keer weer verrassende goede gevoel dat je je in de menigte kunt laten opgaan zonder door je lengte en je huidskleur op te vallen er er uit te springen.
Maar er zijn ook zaken die echt nieuw zijn en opvallen: nieuwe woorden, allerlei snufjes op computer-communicatiegebied (waar ik me niet meer aan ga wagen, maar waarvan anderen zeggen dat je hoe oud ook altijd met de tijd mee moet gaan), de 'zorg' (wanneer werd dat woord gangbaar?) waar je geen dokter meer ziet (natuurlijk op zich een goed teken!!) maar een 'verpleegkundig assistent' en een 'praktijkondersteuner'. En dan natuurlijk het feit dat ik nog een van de weinigen ben die met contant geld wenst te betalen, omdat ik geen bankrekening heb, geen pinpas, geen creditcards. "Hoe kan dat nou?" zie je mensen denken. Gelukkig is er mijn zus en de OSA die al meer met dit bijltje hebben gehakt, en zorgen dat er een OV-kaart ligt, dat ik mijn telefoon kan 'opwaarderen' ('mobieltje, beltegoed' en weet ik wat nog meer voor termen waarvan je naar de betekenis probeert te raden, en dan toch maar gaat vragen). Door de jaren heen weet je nu ook wel dat er op een paar vierkante meters in een woning veel minder mensen huizen dan in de jaren dat ik kind was, of zoals men hier om me heen huist. Ook blijft het een vreemd gevoel, wennen, dat in Nederland zoals paus Franciscus vorige week nog zei (met spijt? of meer nog als uitdaging?) "het christendom niet meer bestaat", niet langer volkskerk is, nauwelijks in positieve zin ter sprake komt.
Het is leven tussen twee culturen. Niet meer helemaal van de een, nooit immer van de ander. Ik kan me troosten met het feit dat er steeds meer mensen zijn die hetzelfde ervaren. Hoeveel Nederlanders zijn er niet die niet in Nederland geboren zijn? Hoevelen zwerven niet de hele wereld over, voor hun werk of op vakantie? Altijd mobiel, migrant, op tocht, zoeken naar .... thuis, gekend te worden, je laten kennen..... erkennen.
De Villanovascholen in Manokwari breiden verder uit
Dichter bij de grond gaat hier het nieuwbouwprogramma gestaag door. Door particuliere genereuze hulp kunnen we nu bezig zijn met de bouw van een immense aula op de Villanova-SMA (bovenbouw middelbare school), 24 x 35 meter. De tekening komt uit Nederland, het staal uit Surabaya, het cement van een chinese fabriek in Manokwari. De dakspanten liggen er op, de dakbedekking is onderweg. We zullen er nog wel enkele maanden druk mee zijn.
Op het schoolterrein van de onderbouw, in Maripi, is men begonnen met de bouw van een meisjes-internaat, om straks ongeveer 100 meisjes te kunnen huisvesten. De twintig meisjes die nu het zusterhuis bewonen kunnen dan verhuizen en plaats maken voor enkele zusters augustinessen die zoals beloofd in juli 2020 vanuit Ketapang (West Borneo) naar Manokwari komen. Ook wordt er een vleugel bij het jongensinternaat aangebouwd, ter vervanging van de houten keet die nu als eet- en studiezaal dienst doet. Het geld hiervoor is geleend, en het wachten is wanneer de provinciale overheid haar belofte gestand doet met een flinke subsidie. Het aantal aanmeldingen voor het nieuwe leerjaar zal toenemen, nu men weet dat er ook plek is op het meisjes-internaat. Daarom is de bouw van twee extra klaslokalen de volgende stap. Maar zoals jullie weten hangt dat allemaal af van donaties en subsidies.
De Villanovascholen scoren uitmuntend: een A en B+
De scholen en internaten blijven in trek. Door het programma en de faciliteiten die aangeboden worden, meer nog doordat de mensen (docenten, begeleiding) die er werken aantrekkingskracht bezitten. Elke vijf jaar moeten alle scholen 'geaccrediteerd' worden. Na negen jaar kreeg de SMA nu het hoogst bereikbare, een 'A'. Volgens de onderwijsinspectie hapert er dus bijna niets aan! De SMP (onderbouw) kreeg een B+, na vier jaar van niets tot bijna uitmuntend. Zo’n erkenning geeft ook het leraren-corps extra power om zich met hart en ziel in te zetten, en plezier in het werk te houden. Ook de kinderen zelf weten dat ze door hun gedrag en studieresultaten de weg banen voor volgende generaties. Zoals velen van hun ouders ook mijn leerlingen waren op de Augustinus middelbare school (met internaten) in Sorong, 20-40 jaar geleden.
Mijlpalen in 2020
Als je bij de les blijft, gaat dat vanzelf, haast ongemerkt. Deze maand was ik 50 jaar priester, volgende maand ben ik 50 jaar in Papua, dan al gauw 75 jaren oud, en op de kop af 25 jaar indonesisch staatsburger. Ik kom er niet onderuit het allemaal niet te vieren. Op een kluitje. Het zal me een reuring geven.... vooruit dan maar.
Jullie allen wens ik goede kerstdagen en een hoopvol, vredig en gezond Nieuw Jaar!!
Hartelijk dank voor alle aandacht, hulp, en steun, met hartelijke groeten,
Ton Tromp
Augustijnse gemeenschap in West-Papua, augustus 2019
Genoeg mensen en huizen voor een provincie!
Ton Tromp gaf op het Augustinusfeest op 28 augustus een overzicht van de stand van zaken voor de augustijnen in Indonesië. Gegevens die nodig waren voor het Generaal Kapittel in september. Waar liggen de prioriteiten en wat zijn de pijnpunten? Een samenvatting van zijn lezing.
Eerst een paar indrukwekkende getallen. Indonesië is groot: 5.500 km. breed, drie tijdzones, 265 miljoen inwoners en elk jaar komen er ruim zes miljoen baby's bij, 600 verschillende talen, 17.000 eilanden waarvan er 7.000 zijn bewoond. Na Groenland zijn de eilanden Papua en Kalimantan (Borneo) de grootste eilanden ter wereld. Er zijn bijna twee miljoen Papoea’s, nog geen 0,5% van de Indonesische bevolking, maar de provincies Papua en Papua Barat beslaan 20% van de Indonesische landoppervlakte. Sinds de transmigratiepolitiek zijn de autochtone Papoea's in steden als Sorong, Manokwari en Jayapura in de minderheid, met allerlei negatieve economische en culturele gevolgen voor hen. De vliegafstand tussen Sorong en Jayapua is meer dan 1000 km! Het land is schatrijk aan olie, hout en mineralen, neem de kopermijn in Tembagapura, aardgas in de Bitunigolf. In totaal hebben 22 Nederlandse en drie Spaanse augustijnen in Nieuw Guinea/Irian Barat gewerkt, maar nooit meer dan 14 man tegelijkertijd.
Huizen, parochies en scholen
Onze augustijnse huizen bevinden zich vooral in Papua-Barat (West-Papoea) in de omgeving van de steden Sorong (3) , Manokwari (2) en Jayapura, maar we hebben ook een huis in Jakarta. Inclusief de twee conventen op de scholen zijn dat samen zeven huizen; zelfs twee meer dan nodig is om een provincie te worden. De Kongregasi Suster St. Augustinus van Ketapang (opgericht door de zusters Augustinessen van Heemstede) hebben hun moederhuis in Ketapang, op Kalimantan.
We zijn op veel plaatsen actief ondanks de grote afstanden. In de bisdom Manokwari-Sorong bedienen we de volgende parochies: St. Yosef in Ayawasi, (West Aifat, centrale Vogelkop), St. Ambrosius in Suswa, (Maree, centrale Vogelkop), St. Yosef in Senopi (Kebar-vlakte), Imanuel in Sanggeng (Manokwari-stad), St. Monika in Kampung Baru (Kaimana-stad), Emaus in Sorong-stad. In het achterland van Jayapura, tegen de grens van Nieuw-Guinea aan, bedienen we nog twee parochies die tot het bisdom Jayapura behoren. Onze eigen parochiekerk staat in Maripi, naast de onderbouw van de SMP Villanova Maripi. Dat is de Salvatorkerk – Salvator was de kloosternaam van Frans Jonkergouw.
De oudste door ons gebouwde middelbare school, de SMA Augustinus in Sorong, behoort nu aan het bisdom. Daarom zijn er in de regio Manokwari twee Villanovascholen gebouwd die onderdeel zijn van ons vicariaat: de SMA Susweni (bovenbouw) en de SMP Maripi (onderbouw). De scholen beschikken over een jongens- en meisjesinternaat om met name de Papoea's meer kans op scholing te bieden. De scholen genieten een uitstekende reputatie. Op dit moment wordt er in Susweni een aula gebouwd.
afb.: Augustijnse huizen en scholen in Indonesië.
1 Sorong-stad: Vicariaat Tagaste; 2 Sorong-Aimas: Postulaat; 3 Sorong-Klagana: Noviciaat Hippo; 4 Jayapura-Waena: Professorium Kasisiakum; 5 Manokwari-Susweni: SMA Villanova school, internaat (klas 10-12); 6 Manokwari-Maripi: SMP Villanova school, internaat (klas 7-9); 7 Jakarta, Tangerang: transit- en studiehuis Ostia; 8 Kalimantan, bisdom Ketapang: moederhuis zrs. Augustinessen
Jonge augustijnen
Met 73 leden vormen we een tamelijk groot en vooral jong vicariaat. Onder hen zijn 45 geprofeste augustijnen (27 priesters, 3 diakens, 3 broeders, 12 fraters), 20 tijdelijk geprofesten en 8 novicen. Deze zomer hebben vier jongens hun plechtige professie afgelegd. We hebben meer geprofesten dan nodig is om een provincie te worden. De oudste (en dat ben ik) is 'maar' 74 jaar zou je in Nederland zeggen. Dan zijn er nog zes augustijnen van 50 jaar of ouder. Negen augustijnen zijn tussen de 40 en 49 jaar; alle andere leden (57) zijn jonger dan 40. Onder hen zelfs 34 jongeren onder de 30 jaar. Bij de zusters zijn er meer dan 100 leden en van hen komen er 14 van het eiland Papua, van wie 4 autochtoon Papoea.
Juist omdat er zoveel jonge augustijnen zijn, is het apostolaat zeer belangrijk. We moeten ons blijven hernieuwen met aandacht voor Augustinus en augustijnse spiritualiteit. Binnen dit groeiende vicariaat, met aspiranten al bijna 80 man sterk, dient ook de vorming en training van leiders goed gewaarborgd te worden. Er zijn prioren nodig, economen, procurators voor de huizen, het vicariaatsbestuur, de scholenstichting.
Wanneer je kijkt naar de etnische herkomst van de 73 augustijnen, is bijna eenderde (25 leden) autochtoon Papoea. Er zijn 33 mensen afkomstig van Flores en Timor, 11 van de Molukken, 3 van Toradja en Manado, en een uit Nederland. Van de 48 niet-autochtone Papoea's kwamen dus 30 mensen rechtstreeks naar Papua-Barat om bij de OSA in te treden. Dat geeft spanningen tussen Papoea en niet-Papoea-augustijnen. Iedereen wordt nog steeds, ongeacht waar hij woont, aangesproken op de plek waar hij vandaan komt. Zo zijn er binnen de augustijnse gemeenschap meningsverschillen over de liturgie die teruggaan op de missiegeschiedenis: Flores en Timor werden al eerder door de Spanjaarden bekeerd (autoriteitsargument) en hebben een meer uitbundige, mediterraan-katholieke stijl dan de eenvoudiger Hollandse (protestantse?) stijl. Het behoud van eenheid binnen de conventen en binnen de gehele augustijnse gemeenschap is een belangrijk punt van aandacht, zeker nu we ons ook in Jakarta hebben gevestigd. We willen geen splitsing van Papoea- en niet-Papoea-augustijnen.
afb: Augustijnse parochies in Indonesië
Onze toekomst
Via de inbreng van onze spiritualiteit willen we iets toevoegen aan het proces van kerkopbouw in de Papua-bisdommen: het stichten van gemeenschapszin, teamwork, zoveel mogelijk mensen betrekken bij een actieve deelname aan het leven in een parochie, school, internaat, dorpsgemeenschap. Op elkaar, en op de maatschappelijke problemen betrokken blijven. Elkaar uitdagen, elkaar aanspreken.
Ook in het onderwijs willen we de augustijnse spiritualiteit tegenwoordig stellen. Er is gekozen voor het middelbaar onderwijs (met internaten) in Manokwari en een Augustijns Secretariaat voor Gerechtigheid en Vrede in Sorong dat door Bernard Baru geleid wordt. Daarnaast leveren we drie augustijnse docenten aan de interdiocesane Theologische Hogeschool ‘Fajar Timur’ in Abepura, Jayapura waarvan we mede-eigenaar zijn. Hier werken Floridus Nadja, Bernard Baru en Jan Pieter Fatem (part-time). De studie van het werk van en over Augustinus staat nog in de kinderschoenen; toch zijn er – mede dankzij de inspanningen van het Augustijns Instituut – al vele Indonesische vertalingen op de markt verschenen.
De voornaamste reden waarom we nog geen provincie zijn, is het gebrek aan inkomsten. Er moeten middelen van bestaan gevonden worden, omdat we niet afhankelijk kunnen blijven van donaties. Parochies en scholen genereren geen geld. Nu de Nederlandse Provincie OSA het vicariaat Papua heeft overgedragen aan de Filipijnse Provincie, zijn contacten en samenwerking binnen het verband van de APAC (Asian and Pacific Augustinian Conference) van levensbelang. Veel bovengenoemde punten kunnen gedeeld worden met de Aziatische en Australische augustijnse buren.
De leden van het Vicariaat Papua danken de Nederlandse Provincie uit het diepst van hun hart dat ze het levenslicht hebben mogen zien, en zich op vele manieren gesteund weten. Ook de uitnodiging om u via mijn verhaal deel te laten zijn van alle wel en wee van de augustijnen in Papua-Indonesia is daar een bewijs van. Nederlanders blijven ons steunen en dat is een wonder: we krijgen hulp van mensen die niet bij ons in de schuld staan. Daar zijn alle augustijnen in Papua zich zeer van bewust.
Ton Tromp
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari december 2018
Beste Allen,
In de maanden december en januari regent het pijpenstelen in de Vogelkop van West-Papoea. Bij de diensten tijdens de Kerstnacht zitten veel mensen buiten het kerkgebouw, dat de toegestroomde menigte niet allen kan herbergen, onder een lekkend tentzeiltje zich in hun beste pak voortdurend te verschuiven om uit de drup te blijven. Dat gerommel en geroezemoes draagt allemaal bij tot die speciale feestelijke sfeer.
Kleine kerstvakantie: toch naar huis!
Momenteel staat de cour, een grasveld, op het schoolterrein in Maripi, onze middelbare school met drie-jarige onderbouw, blank. De proefwerkweek is achter de rug. Leraren zijn bezig rapportcijfers te berekenen, een enorme klus want er is een nieuw curriculum met weer andere toetsen en punten van aandacht. Character building - en hoe daarin vooruitgang te boeken - wordt kennelijk belangrijker geacht dan stomweg uit je hoofd kunnen rekenen: want daarvoor heb je toch computers en rekenmachientjes. Dus hebben de oudere leerlingen tijd om een best afwateringskanaaltje te graven. Een moddergespetter van je welste, want er is niets zo leuk dan onder de warme zon met water te spatten. Het schoolterrein in Susweni heeft die wateroverlast niet, want is gebouwd op een helling.
Zaterdag 15 december worden de rapporten uitgedeeld, en daarna heeft iedereen vakantie. Op 3 januari wordt eenieder weer op school verwacht, dus je kunt nauwelijks spreken van een 'grote' vakantie. Voor kinderen die van buiten Manokwari komen en met een boot of een terreinwagen naar huis moeten, gaan daar nog een, twee of drie reisdagen vanaf. Dan blijft er nog maar een weekje bij vader en moeder over. Toch zijn de vervoersmogelijkheden de laatste jaren in West-Papoea sterk verbeterd. Beter materieel, frequente verbindingen. Daarom ook zijn de prijzen van het lokaal transport behoorlijk gedaald. Zelfs de vliegtickets gaan weg voor een prikkie.
De meeste internaatskinderen gaan naar huis. Sommigen die echt te ver weg wonen gaan met een vriendje mee. Dat is geen probleem voor de meeste gezinnen, met de kerst een of twee kinderen extra aan tafel en te bed. Een enkeling blijft gewoon op het internaat de feestdagen meemaken.
Giften en gaven uit alle hoeken en gaten:
voor de SMA Villanova in Susweni
De SMA Villanova (bovenbouw middelbaar algemeen vormend onderwijs, senior high school) in Susweni bestaat nu 8,5 jaar, de SMP (onderbouw) in Maripi 3,5 jaar. Scholen met internaten, voor meisjes en jongens! Van niets tot bijna alles! Gebouwd, aangekocht en geleid met giften en gaven uit alle hoeken en gaten, handen en harten, veel geld, heel veel geld. Van de Orde der Augustijnen in Nederland, Australia en Papoea. Van de plaatselijke overheid in West-Papoea. Van de ouders van leerlingen. Maar vooral van u, van jullie, die deze brief lezen.
De grond (3 hectare in Susweni, 7 hectare in Maripi) werd deels geschonken, deels aangekocht. De schoolgebouwen in Susweni voorzien in de behoefte: klaslokalen, laboratoria, 'natte ruimtes', kantoren en een lerarenkamer. De internaten bieden ieder ruimte aan 120 jongeren, maar de meisjes zijn nu met 136! De leiding kan het namelijk niet over het hart verkrijgen om biddende en smekende ouders te weigeren. Er is behuizing voor de leidinggevenden: voor de zusters augustinessen (drie vrouw sterk), voor vijf man augustijnen en vier woon-units voor docenten. We hebben een basketbalcourt en een veld voor futsal (zaalvoetbal in de open lucht), een schoolkantine, en een muzieklokaal, een ruimte voor computers, drinkwaterreservoirs. Op het verlanglijstje staat nog steeds een grote aula, waar alle leerlingen onder dak kunnen bij speciale gelegenheden en liturgische vieringen.
Voor de SMP Rita in Maripi
In Maripi zijn nu elf klaslokalen gereed, waaronder ruimtes voor computerles en laboratoria voor natuurkunde en biologie. Daarnaast een lerarenkamer, administratiekantoor en kamers voor de directie. Ook hier een jongensinternaat voor 120 jongens in de leeftijd 12-15 jaar. Een twintigtal jongens schiet boven die leeftijd uit, sommige achtienjarigen zijn flink uit de kluiten gewassen. Aan dat internaat moet nog van alles gebeuren: nu is er alleen een grote slaapzaal, een houten keet om de maaltijden te gebruiken en te studeren, een huis voor de leidinggevende augustijnen en drinkwater-reservoirs. Onlangs is het zusterhuis voltooid. De zusters gaan straks leiding gaan geven aan een meisjesinternaat. Dat internaat moet nog gebouwd worden. De overheid beloofde ons nog vóór 2019 een miljarden (rupiah!)-subsidie, maar we zullen al vanaf januari 2019 huisvesting bieden aan ongeveer 12 meisjes onder leiding van een Papoealerares.
In Maripi zijn duizenden trucks aarde, zand en steenslag nodig om de bouwterreinen op te hogen: het terrein is te drassig. Behalve kale muren is er ook een behoorlijke fundering nodig en afwateringsgoten, toegangswegen, septic tanks, waterreservoirs, en inventaris: tafels en stoelen, kasten, stapelbedden, schoolborden, schoolbanken. Alles van ijzerhout en plaatselijk gemaakt, ook de keukenuitzet. Leermiddelen als computers, gratis studieboeken, kaarten, sportartikelen, een bibliotheek, en vooral op de SMA muziekinstrumenten (we hebben een heus fanfare-korps).
Wat eten de leerlingen?
Op de internaten koken de kinderen zelf het ontbijt (de 'koki’s' staan om 04.30 op! Iedereen kan koken). Voor de middag- en avondmaaltijden zijn er dames ('mama dapur' de keukenmama) die het eten verzorgt. Ze koken op houtvuur eenvoudige maaltijden: rijst (altijd rijst!), groenten en een keuze uit vis, een ei, tempeh of tahu (soja), haring-in-tomatenssaus (erg populair in Papoea). Dat alles vaak aangevuld met 'supermie' - instant noodles. De 'mama dapur' zijn vooral geliefd om hun kunsten, om met speciale pittige sambal te komen.
Vlees is er zelden. Bij feestdagen worden een zelf gefokt varken geslacht. Wel is er regelmatig kip. Slachtkippen zijn vaak goedkoper dan vis; bij heldere maan wordt er weinig vis gevangen en stijgen de prijzen de hemel in. Af en toe, als er een internaatsjongen of -meisje van gegoede ouders jarig is, komen die ouders uitpakken door ieder asramakind een feestmaaltijd aan te bieden met alles er op en er aan (kroepoek!). Meestal drinkt men gewoon water, maar ook wel thee met veel suiker, mierzoet! Bij regenachtig weer willen de jongens wel eens uitbreken om kikkers te vangen. Vervolgens breken ze in in de keuken op zoek naar braadolie en specerijen. Als de anderen al slapen doen de jagers zich tegoed aan gefrituurde kikkerbillen.
Op school is er een kantine. Vroeger hadden leerlingen nauwelijks een cent om een snack te kopen en werd er alleen water gedronken. Nu zijn er velen niet allen) die over genoeg zakgeld beschikken wat opgaat aan versnaperingen: chips, koekjes, een portie gebakken gele rijst.
Het dagelijks leven in het internaat
Wassen en strijken doet de scholieren zelf, de meesten kunnen dat van huis uit, maar er zijn er ook die gewend waren hun vuile goed achter zich neer te gooien tot moeder het kwam oprapen. Deze jongens hebben in het begin op het internaat een 'hard time'. Sommigen hebben een zeer nette kleerkast, maar er zijn ook massa’s leerlingen die er een zooitje van maken en alles (vuil, ongestreken en schoon) maar bij elkaar proppen. De kapper komt niet aan huis, men gaat ook niet naar een kapsalon. Elk jaar worden er wel een paar nieuwe talenten ontdekt die de knipkunst machtig zijn. Met een schaar, kammetje en scheermesje maken ze allerlei tekeningen op een jongenskop, steken de randjes bij, of krabben iemand kaal als een biljartbal. Na de schoolvakanties komen velen terug met een geverfde kop haar in allerlei kleuren, geel, groen, wit. Ze kennen hun lot en lachend laten ze zich weer kaalknippen. De meisjes willen opvallen door op de rastatoer te gaan met ingenieus vlechtwerk en gekleurde kraaltjes.
Drie kwart van de kinderen (ook de armsten!) heeft een 'HP' (handphone) in allerlei soorten, maten en prijzen. Men wil ze wel eens van elkaar pikken. Door de week worden die HP’s door de internaatsleiding ingenomen, want anders wordt er niet meer gestudeerd (ze zijn alleen maar druk met Facebook en wat niet al), en wordt er niet meer geslapen maar naar muziek geluisterd. In het weekend hebben ze weer de beschikking over hun mobieltje om naar huis te kunnen bellen. Tegenwoordig beschikken bijna alle plaatsen in Papoea, tot in het diepste binnenland toe, over grote zendmasten om de signalen te kunnen opvangen. Je kind kunnen uitrusten met een geavanceerd mobieltje is een flink statussymbool. Ja, ja, thuis nauwelijks te eten, geen school- en internaatsgeld betalen, maar wel een 'HP'.
De docenten, ongerveer 40 op de SMA, 20 op de SMP, zijn jong en enthousiast, en gemotiveerd om als 'voorloper' (pelopor, plopper) geboekstaafd te worden. Slechts een enkele docent is autochtoon Papoea. Daar hopen we verandering in te brengen door Villanova-abiturienten een studiebeurs aan te bieden op de betere universiteiten op Java. Een Villanovavrouw van de eerste lichting is al lerares (godsdienst) op de SMA.
Bij de leerlingen schommelt het percentage autochtone Papoea’s rond de 85. Tientallen procenten meer dan op andere scholen. Dat komt vooral door onze internaten die veel leerlingen uit het binnenland aantrekken, waar Papoea’s natuurlijk nog in de meerderheid zijn; in de steden is men al een minderheid op eigen bodem. De SMA telt rond de 350 leerlingen; de SMP iets meer dan 200.
Feest!
Deze week wordt aan de docenten en andere medewerkers een 13e maand salaris uitbetaald vanwege de feestdagen. Vakantiegeld kent men niet. In sommige kringen (Pinksterkerken) is men begin december al begonnen met kerstvieringen. Ook op overheids- en bedrijfskantoren zijn er oecumenische vieringen, soms doen moslims ook mee. Iedere ethnische groep houdt ook zijn eigen kerstviering: de Tukkers, de Friezen, Batavieren en Kaninefaten. Ja, zelfs iedere grootfamilie: alle Jansens, Smits, de Vriesen, Trompies, enzovoorts van heel Manokwari. En na die diensten is er altijd gezamenlijk (honderden mensen!) eten: veel eten, lekker eten! Dominees en pastores worden bekaf van het Woord te verkondigen. Het schallen van de zangkoren, versterkt door flinke speakers, legt de stad stil. Nu al knallen de zelfgemaakte bommetjes, in de toko gekochte vuurpijlen, gillende keukenmeiden en wat dies meer zij tot laat in de nacht de rust en de boze geesten weg. De Chinees die het monopolie heeft gekocht om in Manokwari vuurwerk te mogen verkopen lacht zich een kriek en hoeft met de verdiensten van deze maand heel 2019 niet meer te werken!
Allen heel hartelijk bedankt voor alle goede zorgen, belangstelling, aandacht en hulp, en, ja, je raadt het,
Selamat Hari Raya Natal en Selamat Tahun Baru 2019!!
Manokwari, 12 december 2018
Ton Tromp
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari december 2017
Beste Allen,
Zoals gebruikelijk zijn veel leerlingen van de internaten van onze junior (SMP) en senior (SMA) Villanovascholen al vóór de rapportuitreiking per boot, auto of met de benenwagen huiswaarts gegaan om daar Kerst en de jaarwisseling te vieren.
De SMP-kinderen uit de stad Manokwari komen op 28 december nog even terug op school voor hun lerares handvaardigheid die dan trouwt in het kerkje naast de school. De meeste docenten zijn nog jong en ongehuwd. Veel van hun vrije tijd besteden ze aan allerlei buitenschoolse activiteiten. En de jeugd komt van ver om gratis lekker te kunnen eten, een lied te zingen en een dansje te doen voor de ‘ibu guru’, mama/mevrouw de lerares.
Twee jongens van het internaat in Maripi, gaan misschien verhuizen: terug naar Bintuni. Hun ooms willen per se dat zij in de buurt naar school gaan, zodat ze niet ‘verdwijnen’. Dat wil zeggen: misschien verkering krijgen met iemand die onbekend is bij de familie, zodat de bruidsschat in het duister valt. Onze ouders zouden onze ooms al zien aankomen!
Zelf ben ik sinds zaterdag weer terug in Maripi na een week in Jakarta voor een medische check-up. De onderzoeken lieten geen onrustbarende feiten zien behalve dan dat mijn longen deels verrookt zijn. Vaker ademhalen dan vroeger, werk afstoten, nauwelijks fysieke inspanning, aanwezig zijn achter de gordijnen.
Onze bouwactiviteiten
Voor de SMA in Susweni kwam de overheid over de brug met subsidies voor een afscheidingsmuur en een laboratoriumlokaal. Op het bouwprogramma staat een overkapping (canopy) tussen twee gebouwen in, zodat alle leerlingen een droog plaatsje kunnen vinden bij de bijeenkomsten. Een echte aula moet nog eens gebouwd worden, wel hebben we 300 extra stoelen aangeschaft zodat leerlingen niet meer met de zware ijzerhouten stoelen uit de klassen hoeven te slepen. Bovendien wordt de toegangsweg vanaf de openbare weg naar ons schoolterrein verhard met een dikke laag gewapend beton. Vanwege regenval is de huidige onverharde weg uitgehold en bijna niet meer begaanbaar voor gemotoriseerd verkeer.
Op de SMP junior high school in Maripi is het nieuwe basketballveld al een tijdje in gebruik. De overheid beloofde ons subsidies om een deel van het te bouwen meisjesinternaat en het zusterhuis te bekostigen, als ook de uitbreiding van het jongensinternaat met een ruime keuken, eetzaal en (het kan niet op!) enkele extra klaslokalen. Als het meisjesinternaat gereed is, loopt het immers storm met met nieuwe aanmeldingen. Eens kijken of al die beloftes in 2018 bewaarheid worden!
We proberen zelf het buwterrein in gereedheid te brengen. Honderden trucks met ‘karang’ (koraal, steenslag, gruis) zijn nodig en een ‘excavator’, een happer. Bevriende zakenmensen willen zo’n happer voor twee weken beschikbaar stellen, zodat wij alleen de bergafgraving voor materiaal en de vrachtritten hoeven te betalen. Nog altijd flink aan de prijs. Toch beginnen we maar, dan kan de opgehoogde grond indikken tot er hopelijk gebouwd gaat worden.
Werk aan de toekomst!
In april en mei zijn er de eindexamens. Tot die tijd worden er geen reguliere lessen meer gegeven, alleen maar ‘try-out’: een officiële indonesische term voor drillen en oefenen om het multiple choice examen zo goed mogelijk in te vullen. De discussies over het nut van een nationaal eindexamen blijven maar doorgaan. Het gecorrumpeer met de behaalde resultaten maakt een eerlijke vergelijking van de onderwijskwaliteit in de verschillende provincies van dit immense eilandenrijk vrijwel onmogelijk.
Zelf geschiedenis schrijven, meetellen, het land mee opbouwen: dat kan alleen maar door onderwijs, door het uittesten van je eigen mogelijkheden, door het grijpen van kansen. Zien en willen! Dank zij Uw hulp en aandacht zijn die kansen er voor veel meer kinderen dan een generatie geleden! Dank jullie wel!
Selamat Natal dan Tahun Baru 2018!
Een zinvol, heel heilig, vredig Kerstfeest en alle goeds voor het Nieuwe Jaar!
Ton Tromp
Nieuwsbrief van Ton Tromp, Manokwari zomer 2016
Beste Allen,
Zeer goede eindexamenresultaten
Half juni is het schooljaar in Indonesia pas afgelopen, maar de eindexamens zijn al achter de rug. De voormalige derde klassers (grade 12) zijn al op weg door het hele land om zich ergens op een hogeschool of universiteit aan te melden. Grote verschillen tussen school- en staatsexamens. De eindexamens op de SMA (drie-jarige senior high school, leeftijd kinderen 15-20 jaar) zijn dus afgenomen. Het is altijd een ingewikkeld proces. Maanden van te voren worden ‘s middags al bijlessen gegeven om de studenten te drillen in het juist invullen van naam en toenaam op de formulieren, examenopgaven van vorige jaren worden herkauwd, zoals het een beetje over de hele wereld gaat. Er is een schoolexamen en vervolgens een nationaal (computerized) examen. Dat laatste gebruikt de overheid om van alle scholen in Indonesia te kunnen weten hoe hoog of laag men staat op de ladder van het slagingspercentage. Jakarta staat natuurlijk dik bovenaan, maar wat is de standaard van een schooltje diep in een of ander binnenland, of een op afgelegen eilandje, verstoken van electriciteit, met een paar bibliotheekboeken enz. Tot twee jaar geleden bepaalde het nationaal staatsexamen of men slaagde of niet. Hele hordes leerlingen in de periferie zakten dus, soms iedereen op een hele school. Overheidssubsidies werden verleend op basis van de schoolresultaten. Hoe slechter de school hoe minder subsidie. Een school kroop dus nooit uit het dal.
Maar Indonesiers zijn inventief en weten voor allerlei moeilijkheden wel een oplossing. In dit geval was de oplossing dat je zorgt dat de examen-opgaven ruim van te voren ter plekke zijn, dat je als hoofd van de school vervolgens een ‘commissie’ aanwijst die de verzegelde enveloppes kundig weet open te maken (en later weer dicht), om achter iedere juist antwoord (multiple choice) met potlood een puntje te zetten. De student hoeft maar het puntje op te sporen en over te schrijven. De hele school slaagt voor de volle honderd procent (of negentig, om het niet zo te laten opvallen). Studenten, ouders, het schoolhoofd, het hoofd van de Dienst van Onderwijs, de burgemeester en provinciaal gouverneur dik tevreden en de subsidies lopen als een trein...
Maar in Jakarta weet men natuurlijk ook dat het doel van die staatsexamens (een objectief instrument om de kwaliteit van de scholen over het hele land te meten) op deze manier een farce is. Daarom is vorig jaar bepaald dat het staatsexamen niet meer bepalend is voor het wel of niet slagen van een student; de school mag het nu zelf zeggen op basis van het schoolexamen en de cijfers over zes semesters. Het resultaat is hetzelfde, bijna overal honderd procent geslaagd. Alleen als je niet op het examen verschijnt, slaag je natuurlijk niet.
Het is nu aan het vervolgonderwijs om via een toelatingsexamen te bepalen of iemand wel of niet wordt aangenomen. De beteren komen dus op de betere universiteiten, bij de betere bedrijven, anderen weet ik waar, of .... in overheidsdienst. Zakte de eerste drie jaar wel eens iemand op de Villanova, vorig jaar en ook nu is 100 procent geslaagd. Het is aan de universiteit om te bezien hoe de punten verschillen op het school-diploma en het nationaal diploma, want ook al was dat staatsexamen ‘lek’, het kan niet zo zijn dat iedereen voor wiskunde een 9 krijgt, zoals op sommige schoolexamens. Hoe groter het verschil in de puntenlijsten tussen school- en staatsexamen, hoe slechter de school.
Eindexamen Villanovaschool 'zeer zuiver'
De nieuwe minister van Onderwijs wil er toch wat aan doen. Zo kregen wij plotseling vorige maand een grote oorkonde die verklaarde dat de Villanovaschool het eindexamen van 2015 ‘zeer zuiver’ had afgenomen, (d.w.z. zonder corruptie, zonder de juiste antwoorden te lekken. In de stad Manokwari en omstreken (17 middelbare scholen, openbaar en bijzonder, algemeen en vak-onderwijs) kregen slechts twee scholen zo’n oorkonde: wij 88 punten, een andere school op het transmigratiegebied een cijfer van 62. De overige stonden dik in het rood! Dit soort erkenning gaat er nu toe doen om ouders te kunnen laten bepalen waar ze hun kinderen het best op school kunnen doen.
De resultaten logen er ook niet om. Alle 67 leerlingen zijn geslaagd: 42 meisjes en 25 jongens onder wie 48 autochtoon Papoea. De beste leerlingen slaagden met een meer dan een acht gemiddeld voor het staatsexamen, vier leerlingen slaagden met iets minder dan een vier gemiddeld (met een vier slaagde je in het oude systeem). We kunnen ons dus verheugen over het grote aantal meisjes – onderhand moeten we aan een emancipatiebeweging voor jongens gaan denken! – en over het feit dat driekwart van de studenten echte Papoea's zijn.
Papoea's vormen steeds meer een minderheid op eigen bodem en komen op allerlei gebied moeilijk aan werk, ook al omdat de maatschappij gauw klaar staat met stereotypen als 'dom, vuil, zwart, primitief, good for nothing'.
Het kan beter
Toch is het aantal drop-outs in het middelbaar onderwijs zorgelijk. Drie jaar geleden namen we 134 leerlingen aan in de eerste klas. Van hen slaagden 63 kinderen - die dus de middelbare school zonder haperingen afmaakten. Vier abituriënten verhuisden de laatste jaren naar een andere school. Iets meer dan de helft van het aantal oorspronkelijke leerlingen is dus van school verdwenen: zo maar zonder bericht, of na een officieel verzoek om te verhuizen, of omdat ze bleven zitten. Waarom haakt men af? Omdat men zich moeilijk wil of kan aanpassen aan de discipline? Omdat men niet wil of kan concurreren met iets meer pientere leerlingen? Hoe dan ook, binnen dit systeem begint de ‘natuurlijke selectie’ al vroeg.
SMP Maripi
De SMP in Maripi (junior high school, grade 7, leeftijd 12-15 jaar) een buitenwijk van Manokwari, waar ik sinds juli 2015 woon, draait naar behoren. Twee volle eerste klassen onder wie 25 (ooit 28) jongens op het internaat. Alles en allen huizen in een paar klaslokalen. Maar zijn wel bezig met de bouw van een tweede vleugel (620 m2) die in juni opgeleverd moet worden: enkele klaslokalen, een computer-ruimte, een lerarenkamer, een plek voor de administratie en een kantoor voor rector en schoolhoofd. Allerlei beloftes van de overheid om flinke subsidies te geven voor een verdere uitbreiding, met name voor de bouw van aparte internaten, zijn nog geen werkelijkheid. We blijven hopen en lobbyen.
Alex
O ja, onze Alex (zie mijn vorige brief) heeft het toch laten afweten. Geen houen aan. Op een gegeven moment was hij vertrokken, weggelopen. En vonden we hem ‘ergens’ 30 km verderop. We brachten hem terug naar school, weer onder de pannen. Maar de volgende dag was hij weer foetsie. En toen nog een keer. Stampei, brullen, tieren. Zijn opa kwam helemaal uit Jayapura om hem tot bedaren te brengen, maar dat bleek alleen maar te lukken omdat opa hem mee terug nam naar Jayapura, waar hij nu hopelijk toch school gaat.
Met oprechte dank voor al Uw hulp, en hartelijke groeten,
Ton Tromp
Nieuwsbrief van Ton Tromp, voorjaar 2016
Leve de lef, een nieuwe school in Maripi
Beste Allen,
Het is nu zes jaar geleden dat wij (de augustijnen in Papoea en jullie als de brandstof in de motor) begonnen geld in te zamelen voor de bouw van de Villanova SMA (Sekolah Menengah Atas) een Senior High School ofwel de driejarige bovenbouw middelbare school, in Susweni, aan de rand van de stad Manokwari, Papua Barat. Inmiddels staat er een heel complex gebouwen op drie hectare grond: klaslokalen en laboratoria, kantoren en een lerarenkamer, een muziekschool en een kantine, twee grote internaten voor jongens en meisjes ieder plaats biedend aan 100 kinderen, woonruimte voor leraren en leiding van de internaten (augustijnen en augustinessen 'van Ketapang' (vroeger 'van Heemstede').
We zijn nu de vierde lichting (75 leerlingen) aan het voorbereiden voor het staatseindexamen in april/mei 2016. De vorige drie jaren zijn al ongeveer 150 jongeren geslaagd. Die studeren nu op een universiteit of hogeschool in Manokwari of waar dan ook in Indonesia, of werken. Meer dan 30 docenten, administratieve en andere medewerkers zijn betrokken bij onze Villanova SMA en vinden er werk.
Villanova SMA staat inmiddels op de onderwijskaart van West-Papua. Onze school wordt gezocht vanwege de bovengemiddelde kwaliteit van het onderwijs (volgens Papuastandaard; we kunnen niet tippen aan het onderwijsniveau op bijv. Java en Sumatra), de goede sfeer, de extra faciliteiten zoals het kolintangorkest (met bamboe-instrumenten), de fanfare en vooral vanwege de internaten. Tweederde van de leerlingen is hier intern want Villanova geeft ruimte aan autochtone Papoea studenten, die 70 % van het aantal leerlingen uitmaken. Op de twee andere openbare scholen in Manokwari zijn ze een minderheid; en dat op eigen bodem! Het docentencorps is jong en enthousiast, trots dat ze aan de wieg staan van iets nieuws van naam.
Schoolgeld en pleegouders
De overheid steunt de school in die zin dat we bij activiteiten als workshops en seminars van de Dienst van Onderwijs worden uitgenodigd. Ook is er subsidie voor leermiddelen en een klein beetje in de vorm van schoolgeld voor kansarme studenten. De ouders betalen gemiddeld Rupiah 100.000 per maand aan schoolgeld (iets meer dan 6 euro) en Rp 450.000 per maand (tegenwoordig 30 euro) voor internaatsgeld. In theorie, want sommigen betalen trouw, anderen beloven te betalen maar betalen veel te laat of helemaal niet, weer anderen zeggen inderdaad niets te kunnen betalen (gelogen of niet).
Hoe dan ook, allemaal geen reden om iemand van school te verwijderen. Dat gebeurt wel als je bijv. dronken op school of internaat komt, aan de drugs snoept, of een mes trekt. Al met al kunnen we de exploitatie van de internaten kloppend krijgen. Maar bij de exploitatie van de school moet er iedere maand dik geld bij (uw donaties)! Dat kan in de toekomst veranderen als de overheid enkele (of alle?) docenten een vaste aanstelling en dus een overheidssalaris gaat aanbieden zoals op vele niet-staatsscholen het geval is. Tot nu is slechts een van onze docenten als ambtenaar aangesteld. Want de grootste uitgavepost die er stevig inhakt zijn de salarissen! Als je die salarissenpost omslaat over het aantal leerlingen (bijna 300) zou het schoolgeld aanzienlijk verhoogd moeten worden, wel tot Rp 500.000 per maand. Onmogelijk! Dus zijn er 'pleeg-ouders' nodig die de kloof dichten met een bijdragen van Rp 400.000 per maand.
En dan heb ik het nog niet gehad over eventuele nieuwbouw of uitbreiding. De Villanova SMA heeft nog geen reserves kunnen opbouwen om dit soort projecten te kunnen bekostigen en is dus in deze geheel afhankelijk van overheidssubsidie. Al jaren staat de bouw van een aula gepland, maar ook twee extra klaslokalen waardoor de carrévorm gesloten wordt. De overheid zal onze aanvragen wel eens een keer honoreren. Er zijn juist verkieizngen voor een nieuwe burgemeester van Manokwari geweest. Wie weet wil de nieuwe man zich in de schijnwerpers plaatsen door straks met een flinke subsidie over de brug te komen .....
De school doet het laatste jaar ook aan verjonging. De heer Henk Orisu (1946) is als schoolhoofd vorig jaar opgevolgd door de augustijn Paulus Ulipi (in de volksmond ‘Jaap’ genoemd), de augustijn Martin Werang past op de centjes. Ikzelf (1945) ben in naam nog rector (beleidscoordinator, vooral tussen school en internaten), maar verstop me meer en meer achter de gordijnen.
afb.: Frans Jonkergouw en Jaap Ulipi (Utrecht 2014)
Leve de lef – een nieuwe school
Bovenstaande feiten heeft de scholenstichting die door de Papoea-augustijnen beheerd wordt, aangegrepen om (jawel! Leve de lef) een nieuwe school te beginnen in Maripi, op 30 kilometer afstand van Susweni. Nu een SMP (Sekolah Menengah Pertama), de driejarige onderbouw van de middelbare school, klassen 7 t/m 9.
Een lap grond van maar liefst 7 hectare werd aangekocht c.q. geschonken. Er is een master-plan voor een school- en internaatscomplex in de trant van de Villanova SMA in Susweni. Voorlopig werden er acht klaslokalen gebouwd: twee worden dit jaar gebruikt als klaslokaal, een als computerklas, een als lerarenkamer annex administratieruimte, een klas als slaapzaal voor de 27 internaatsjongens, een als eetzaal resp. studie- en recreatiezaal, een als opslagplaats en slaapplaats voor de internaatleider (de augustijn Giovanni Namsa), en een (zeer ruime: 8 x 9 m) als slaap- en werkkamer voor ondergetekende.
De overheid en de leden van de provinciale en gemeentelijke volksvertegenwoordiging hebben van alle kanten beloofd ons in gedachten te zullen houden als de subsidiepot verdeeld wordt. Wie weet zitten er straks dus een extra aantal klaslokalen in of aparte behuizing voor het jongensinternaat. De huidige lokalen en de inventaris werden opgehoest door de augustijnen in Papoea waardoor die nu ook de bodem van hun schatkist kunnen zien…
Lesgeven in Maripi: kinderen kunnen nauwelijks schrijven
Ik ben dus verhuisd naar Maripi. Twee dagen in de week ben ik nog op de Villanova SMA in Susweni om daar nog acht uuur les te geven aan de eerste klassers zodat ik hen leer kennen, de overige dagen in Maripi. We begonnen in juli met 50 kinderen, onder wie zeven meisjes. Drie zijn er in dit eerste half jaar weer vertrokken. 27 leerlingen wonen dus op het internaat, de overigen zijn extern. Op vier na zijn alle leerlingen autochtoon Papua. Zelf geef ik tegen de 20 lesuren per week: Engels en – extra-curriculair – rekenen. Het curriculum schrijft 'matematika' voor maar dat blijkt voor de meesten te hoog gegrepen.
De meest schokkende ontdekking van dit nieuwe leerjaar is dat 15 van de 47 leerlingen die nota bene zijn geslaagd voor het staats-examen (!) niet of nauwelijks kunnen lezen, schrijven en rekenen. Echt waar, ze kunnen niet tot tien tellen, bij het schrijven draaien ze de b en d om, hun eigen naam schrijven duurt vijf minuten, ze hebben nooit gehoord van breuken en procenten en ga zo maar door. De openbare lagere school waar deze kinderen vandaan komen staat hier aan de overkant. Gesprekken tussen ons en de leerkrachten daar doen hun de handen rijzen in onmacht: "We laten de kinderen maar overgaan, anders komen hun ouders stampij maken". Ook de onderwijs-inspectie doet het voorkomen alsof ze niet zelf mede-schuldig zijn aan deze situatie, die vooral de autochtone Papua-bevolking 'ten goede' komt.
We hebben de betreffende ouders erbij gehaald en de situatie uitgelegd. Sommigen wisten van niets want ze zijn vaak zelf analfabeet en kijken dus nooit het huiswerk van hun kinderen na. We hebben gezegd dat we de 3-jarige SMP voor sommige kinderen omzetten in een 4-jarige, aangevuld met een voorbereidend jaar waarin we ons concentreren op individueel onderwijs in lezen, schrijven en rekenen. Continu bijles. Ik heb me gelukkig mogen prijzen doordat twee uitstekende onderwijzeressen bereid zijn gevonden deze kinderen les te geven. "Ga ik dan straks wel over?" vraagt een enkel kind. "Jazeker", is het antwoord, "van klas 0 naar klas 1". Geen enkele ouder maakte herrie, op een na, die zijn zoontje naar een andere school liet gaan waar hij rustig ieder jaar overgaat zonder te kunnen lezen; waar men dus gaat voor een diploma en niet voor kennis. De overige 32 kunnen uitstekend meedraaien, halen goede cijfers en blijken nu al verantwoordelijkheid te kunnen dragen op het internaat, zijn creatief en leergierig.
Hulppastor
Als hulpje van de pastoor van de Immanuelparochie in Manokwari ben ik nu tevens pastor in de drie kerken in de 'buitenstaties': in de zich snel uitbreidende dorpen Sowi, Arfai en Maripi. Iedere zondag komen daar in ieder kerkje zo’n 100 mensen tesamen. Maar men komt ook naar het dichtstbijzijnde adres (in Maripi dus) voor dopen, trouwen en rouwen. De mensen zijn actief betrokken; ik ben blij dat ik hen mag helpen, want dat doet me niet alleen maar 'lesboer' zijn. Doordat er voortdurend een beroep op je gedaan wordt, blijf bij de les van het dagelijks leven. Daarin gaat het voor deze dorpelingen vooral om hoe je aan je kostje komt, hoe je toch maar gezond weet te blijven of weer beter wordt en hoe je de onderlinge ruzies en schermutselingen moet zien uit te bannen.
Ik stel jullie voor aan Alex
Ten slotte, om te beseffen dat alle bovengenoemde wetenswaardigheden over klaslokalen, centen, onderwijsinspectie, over kinderen van vlees en bloed gaan, stel ik jullie voor aan Alex A.
Alex is een jochie van 12 jaar oud, afkomstig uit het dorp Wambes, 50 kilometer in het achterland van Jayapura (1000 kilometer ten oosten van Manokwari). Hoe komt hij dan in godsnaam in Manokwari terecht? Via een pastor, afkomstig uit Manokwari, die in die streken werkt en Alex’ moeder erop attent maakte dat Villanova dit jaar ook een junior high school opende. Bovendien komt Alex’ grootvader van vaders kant oorspronkelijk uit het Arfakgebied bij Manokwari.
Op het eerste gezicht is Alex een geestige, opgeruimde, energieke jongen. Bij nader inzien (eigenlijk al kort nadat hij door zijn moeder op het internaat was 'afgeleverd') blijkt Alex bijna alles fout te doen: hij kan totaal niet lezen en rekenen, schrijft letters maar geen woorden, zodat zijn epistels op Kroatisch lijken of zo iets. Hij is enorm agressief, tegen het gewelddadige aan, maakt met iedereen ruzie, is handtastelijk, steelt, loopt als het even kan met een mes of een stuk betonijzer in zijn hand (je kunt nooit weten waar het goed voor is), is gespeend van iedere discipline, doet dus waar hij zin in heeft. En wee je gebeente als je er wat van zegt, dan gaat hij schelden en tieren en zet alle vieze Indonesische worden op een rij. Dat heeft hij dan nog wel in Wambes geleerd.
Het makkelijkst zou zijn Alex per omgaande retour te sturen naar zijn moeder, dan zijn wij van alle narigheid af. Maar in het achterland van Jayapura, overigens ook in Manokwari, zijn geen kinderpsychologen en psychiaters, geen maatschappelijke werkers of jongerenwerkers. 'Alles' komt bij de pastoor. En in Wambes is de pastoor op 50 km afstand te vinden, in Maripi staat hij bij Alex op de stoep, zit ie op zijn nek (soms, om hem tot bedaren te brengen). Hoe is Alex nu Alex kunnen worden? Beetje bij beetje kom je dan te weten dat Alex een 'voorkind' is van een later wel vier keer getrouwde en gescheiden vrouw die van Alex beviel toen ze 16 jaar oud was. Alex is al zijn levensjaren gepingpongd tussen zijn moeder (met weer een andere man, die altijd veel centen meenam, ook voor Alex die alles kon krijgen waar hij maar om schreeuwde) en zijn opa en oma in een naburig dorp. Hij hoorde nooit ergens bij, hoorde nooit bij iemand... ja, bij zijn moeders zoethoudertjes.
Nu moet Alex wennen aan zijn nieuwe familie, aan vriendjes op een internaat die om hem geven, aan meisjes die er tot nu toe alleen maar waren om te pesten, aan ouderen die proberen hem zijn verhaal te laten vertellen.... Alex zal het wel redden, na een tijdje.... als hij gaat ervaren dat hij niet minder of meer is dan een ander en gaat merken dat zijn enthousiasme en creativiteit gewaardeerd wordt, als hij zichzelf leert kennen, en zijn ouders weet te vergeven.
Jullie zien, een school leiden is niet alleen maar bouwen, centen zoeken, droge lessen geven, docenten op een lijn krijgen, leerlingen de pan uitvegen. En toch ... zal ik dit nog lang blijven doen? Als je 70 bent, kun je bijna niet meer tegen het leven aan. En dan bedoel ik 'leven' met herrie trappen; goh, wat kunnen kinderen van 12 tot 15 jaar toch de hele dag (en soms de nacht) door een leven maken. Het bruist, en rent en springt, en kwekt, jankt en schreeuwt. Nooit rust in de tent. Sommigen zeggen dat ik me gelukkig mag prijzen, dat zoveel jeugdige jeugd om je heen me jong houdt. Zou het zijn?
Met veel dank voor jullie trouwe en zeer gewaardeerde hulp, met hartelijke groeten,
Ton Tromp
zie ook de pagina Manokwari en De augusttijnen in Papua-Barat
Foto's: Ton Tromp