Identiteit

Augustinus over de liefde

Waarnemer van het menselijk hart

In zijn commentaar op de eerste brief van Johannes is de liefde het centrale onderwerp. 'Wat Augustinus zelf doorleefd heeft van de menselijke liefde en waarin hij ons rijkelijk laat delen, behoort tot het beste dat er ooit over geschreven is.'

Dit schrijft prof. Tars van Bavel, OSA in zijn inleiding op Augustinus' Preken over de Eerste Brief van Johannes. Augustinus heeft in de loop van het jaar 407 de Eerste brief van Johannes in een aantal preken toegelicht. Augustinus is dan 53 jaar en wat hij verwoordt is uit het leven gegrepen. Het is vaak zo diep menselijk wat hij naar voren brengt, dat het niets aan actualiteit heeft ingeboet.

uit de inleiding:

De actualiteit van Augustinus komt vooral tot uiting in het centrale onderwerp van zijn commentaar: de liefde. Wat Augustinus zelf doorleefd heeft van de menselijke liefde en waarin hij ons rijkelijk laat delen in deze bladzijden, behoort tot het beste dat er ooit over geschreven is. Daar blijkt wat een fijn waarnemer van het menselijk hart Augustinus geweest is, en hoe persoonlijk hij zich bezonnen heeft over de menselijke psyche. Bepaalde uitspraken uit deze preken zijn overbekend.

 

Om er enkele op te noemen: "Bemin, en doe dan wat u wilt", "Zoals iemand bemint, zo is hij ook", "Wie de liefde bezit, ziet God want God is liefde", "Zo zal er één Christus zijn, die zichzelf bemint", "Heel het leven van een christen is niets anders dan heilig verlangen". Maar het is jammer dat de kennis van dit werk vaak beperkt blijft tot deze slagzinnen. Het is een verrijking het geheel van het werk te lezen want daardoor winnen deze losse uitspraken ongetwijfeld aan diepte.

 

De liefde voor de medemens is God beminnen

  

De enthousiaste toon van deze preken werkt aanstekelijk op de lezer. Het lijkt wel of Augustinus voor het eerst de volle diepte van de liefde tot de mens ontdekt, of hij een oud gegeven ziet in een nieuw licht. Hij schijnt zelf verrast door zijn studie van de eerste brief van Johannes en de vreugde om zijn inzicht wil hij koste wat kost meedelen. Inderdaad "God is liefde". Maar het merkwaardige is dat Augustinus niet stil blijft staan bij God zelf, maar alle aandacht vraagt voor de liefde tot de medemens. Er is hier een soort verdieping te bespeuren in het denken van Augustinus. De nadruk wordt verlegd van God naar de mens. Dit is geheel in overeenstemming met de grondtoon van de brief van Johannes. Daarom zou het mij niet verwonderen dat juist de intensieve bezinning op Johannes een heel bijzondere rol gespeeld heeft in de ontwikkeling van Augustinus' geestelijk leven. Ik meen dat Paul Agaësse gelijk heeft met zijn beschrijving van deze evolutie. Aanvankelijk zag Augustinus de liefde tot de naaste hoofdzakelijk als een wieg van de liefde tot God. De liefde tot de mens was voor hem slechts een voorbereiding op de Godsliefde, niet meer dan een oefening tot de liefde voor God. Tussen beide vormen van liefde lag voor Augustinus aanvankelijk nog een hele kloof.

 

In dit werk zien we echter een andere benaderingswijze van de menselijke liefde. Hier verdwijnt elke breuk of afstand tussen beide vormen van liefde. Augustinus geeft zich alle moeite om de eenheid tussen de liefde tot de medemens en de liefde tot God duidelijk te maken. Op radicale wijze toont hij aan dat de mens beminnen hetzelfde is als God beminnen, dat alle echte liefde noodzakelijk ook liefde tot God is. Het is eenvoudig onmogelijk God te beminnen als men de mens niet liefheeft. Het is iets wonderlijks - en het is goed voor de mens zich daarover te verwonderen - dat de liefde tot de mens ons verenigt met God. Augustinus drukt die verwondering zo uit: zodra iemand de mens begint te beminnen, begint God in hem te wonen en gaat hij met God en zoals God beminnen. Zozeer is Augustinus gegrepen door de verheven grootheid van de liefde voor de medemens, dat hij durft zeggen: 'de aanwezigheid van de broederlijke liefde heft alle andere zonden op, maar het ontbreken van de liefde bekrachtigt alle andere zonden' (preek 5,3).

 



 Fresco in de refter van het augustijnse klooster Mariënhage

foto: fresco in de refter van klooster Mariënhage in Eindhoven, ca 1933.
Ante omnia fratres carissimi, diligatur Deus, deinde proximus
Voor alles, zeer beminde broeders, wordt God bemind en vervolgens uw naaste
Links zijn de augustijnen afgebeeld, rechts de augustinessen. 

 

De omkering "de liefde is God" 

 

Hoezeer Augustinus geboeid is door de eenheid van de liefde tot God en de liefde tot de mens, blijkt het sterkst in de omkering van Johannes' uitspraak "God is liefde". Augustinus aarzelt niet omgekeerd te zeggen "De liefde is God" (preek7,6). Een soortgelijke omkering vinden we ook met betrekking tot de heilige Geest. Ook hier is Augustinus' gedachtegang zonder meer verrassend te noemen. Wij zijn er zo aan gewend van de heilige Geest te horen spreken als van een zelfstandige persoon, dat wij onwennig opkijken als Augustinus plots zegt: 'De Geest van God is de gelovige die met woord en daad de menswording van Jezus belijdt (preek 6,13). In beide gevallen steunen Augustinus' ideeën op een beginsel dat in zijn theologie centraal staat en dat in de moderne theologie al te zeer verdwenen is, namelijk het beginsel van vereenzelving door liefde. De kracht van de liefde maakt twee personen werkelijk één. Dit brengt voor de gelovige een ontzaglijke verantwoordelijkheid mee. Wij worden mede verantwoordelijk voor de liefde van God in deze wereld, want die liefde van God openbaart zich in onze liefde voor de medemens. Onze liefde is uiteindelijk de liefde van God zelf voor de mens. In onze liefde moet Gods liefde verschijnen en gestalte krijgen. Als christenen moeten wij de mens liefhebben met de liefde van God zelf. Onze liefde zou een afspiegeling moeten zijn van de liefde van de Vader die ons het eerst bemind heeft door zichzelf te schenken in zijn Zoon; een afspiegeling ook van de liefde van Christus die ging tot het geven van zijn leven voor allen, zelfs voor vijanden. En deze liefde is ons als gave geschonken door de heilige Geest die ons tevens de kracht geeft de goddelijke liefde metterdaad na te volgen. In dit licht moeten we de omkering "de liefde is God" interpreteren. Hetzelfde geldt met betrekking tot de heilige Geest. Door ons geloof, onze hoop en onze liefde verschijnt de Geest van Christus in deze wereld. Wij zijn dus in zekere zin (maar heel werkelijk) de heilige Geest. 

 

Steeds opnieuw komt echter bij Augustinus de eis naar voren dat onze liefde waarachtig en authentiek moet zijn. Slechts waarachtige liefde is liefde; zo niet is ze niets anders dan begeerlijkheid of eigenliefde. Laten we niet te vlug veronderstellen dat we weten wanneer onze liefde "echt" is. Augustinus spoort ons herhaaldelijk aan in ons eigen hart te kijken. Een van zijn uitgangspunten is dat liefde steeds welwillendheid moet zijn, dat wil zeggen dat zij op de eerste plaats moet bestaan in het uittreden uit onszelf en in het werkelijk dienen van het welzijn van de ander. Op meesterlijke wijze ontmaskert hij in bepaalde passages de valsheid van wat vaak ten onrechte liefde genoemd wordt. Soms is de liefde niets anders dan een verkapte vorm van zelfzucht of hoogmoed. Augustinus wil ons daarvan bewust maken. Zo mogen we nooit de ellende van iemand anders beminnen. Dat zou een al te gemakkelijke gelegenheid kunnen zijn voor zelfgenoegzaamheid of voor de bevestiging van eigen superioriteit (preek 8,5). Hoe goed bedoeld ook, wie bemint, moet er altijd voor oppassen dat hij of zij een andere persoon niet onderdanig maakt. De afhankelijkheid die men binnen de liefde vaststelt, is uiteindelijk een bedreiging voor de echtheid van de liefde zelf (preek 8,8). In het onderzoek naar de waarachtigheid van de liefde staat de persoon van Jezus Christus centraa. Zijn kruisdood is voor ons het model van een liefde zonder voorbehoud, van een liefde die zuiver gave durft te zijn. Het ideaal van alle liefde ziet Augustinus dan ook hierin: met Jezus bereid zijn te sterven voor zijn medemens. Dan is er geen twijfel meer mogelijk dat onze liefde echt uitgaat naar de ander. 

 

 

 

 

 

Preken over de Eerste brief van Johannes / Augustinus ; vert. door Tars van Bavel, OSAtekst: Tarsicius Jan van Bavel, OSA in:
bron:
Augustinus van Hippo Preken over de Eerste brief van Johannes/ [Augustinus] ; ingel. en vert. door Tarsicius Jan van Bavel. - Leuven : Augustijns Historisch Instituut, 1992. – p. 109-110.

zie ook Beroemde uitspraken op de site van www.augustinus.nl