Home

8 mei  Ik de Heer, ben uw God"




Hippo, tussen 405-411

Boven allen verheven is God. Toch weet ik niet hoe het komt dat iemand niet zo gemakkelijk durft zeggen: "mijn God", of Hij moet in Hem geloven en Hem liefhebben. Zo iemand zegt: "mijn God". Dan hebt gij Hem de "uwe" gemaakt, van wie gij afhankelijk zijt; dat stelt Hij op prijs. Zeg dus verder maar van ganser harte, gerust en met liefdevolle overgave: "mijn God". Gij zegt het gerust, gij zegt de waarheid: Hij is de uwe, en daardoor belet gij Hem niet dat Hij het ook van een ander is. God is zowel de uwe als ook van hem die evengoed "mijn God" zegt, als gij het zegt. Afzonderlijk zeggen zij: "mijn God" en "mijn God". Hij is aller bezit, zich meedelend om allen gezamenlijk te laten genieten: in allen geheel, in ieder afzonderlijk geheel. Want zij, die zeggen: "mijn God", verdelen Hem niet afzonderlijk onder elkaar. God is overal aanwezig, omdat Hij de volheid van alles is: niet duidelijker voor het nabije en zwakker voor wat veraf is; "Hij reikt immers van het ene einde tot het andere met kracht, en op voortreffelijke wijze schikt Hij alles", en is in gelijke mate het bezit van allen! Laat de arme zeggen: "mijn God"; laat de rijke zeggen: "mijn God". De eerste heeft minder; de laatste meer; ja, aan geld, niet aan God! Om tot God te geraken gaf de rijke Zacheus de helft van zijn bezit; om tot God te geraken verliet Petrus de netten en het schip. Om tot God te geraken gaf de weduwe twee penningen; om tot God te geraken reikte hij die nog armer was een beker koud water aan; om tot God te geraken kwam hij die helemaal niets had en van alles was verstoken, met zijn goede wil. Verschillend hebben zij gegeven, maar zij zijn tot de Ene geraakt omdat zij niet verschillend hebben bemind. O, wat zijn wij gelukkig met zo'n Bezit, ja, met zo'n Bezitter! Want Hij heeft ons in bezit, en wij bezitten Hem. Hij bezit ons om ons te verzorgen; en wij bezitten Hem om Hem onze hulde te brengen. Wij brengen Hem onze hulde als God, Hij verzorgt ons als een akker. Hij verzorgt ons om ons vrucht te doen dragen, en wij brengen Hem onze hulde om vrucht op te leveren.