Home

21 november  Velen verenigd roepen als één Mens: "Hoor toch, God"




En.Ps. 60, 1,2,3

De stem die wij in deze psalm horen moeten wij als wij tot de ledematen van Christus behoren en deel uitmaken van zijn "'lichaam", - wat wij gerust mogen veronderstellen - als de onze herkennen en niet als die van iemand buiten ons. De "onze" zeg ik en ik bedoel daarmee niet enkel van degenen die nu hier aanwezig zijn: maar met de "onze" wil ik allen omvatten over de hele wereld verspreid, van Oost tot West. Begrijpt dus goed dat het onze stem is: want hier spreekt als het ware "één Mens", maar toch niet één enkele mens, maar allen verenigd spreken als één. In Christus nu zijn wij allen één Mens; want van die ene Mens: is het Hoofd in de hemel en hebben de ledematen nog veel te verduren op aarde; en omdat zij nog veel hebben te verduren, moet u horen wat deze Mens zegt: "Luister, God, naar mijn smeken, sla acht op mijn gebed". Wie drukt zich zo uit? Het schijnt er één te zijn. Zie eens of het er één is. "Van de uiteinden der aarde roep ik tot U in de beklemmende angst van mijn hart." Dus niet een enkeling; maar daarom één omdat er één Christus is, van wie wij allen de ledematen zijn. Want wie is die éne Mens die roept van de uiteinden der aarde? Van de uiteinden der aarde kan alleen roepen het "erfdeel van Christus", waarvan de Vader heeft gesproken tot zijn Zoon: "Vraag Mij: dan geef Ik U de volkeren tot erfdeel, en de grenzen der aarde tot uw bezit": dit is dus Christus' bezit, dit is Christus' erfdeel, dit is Christus' lichaam, dit, de ene Kerk van Christus; dit, de eenheid die wij uitmaken, die roept van de uiteinden der aarde. Wat roept zij dan? Wat ik boven heb vermeld: "Luister, God, naar mijn smeken, sla acht op mijn gebed; van de uiteinden der aarde roep ik tot U". Van overal op aarde roep ik tot U. Waarom heb ik zo tot U geroepen? "In de beklemmende angst van mijn hart". De Kerk toont op deze wijze, dat de verspreiding onder alle volkeren wel een grote eer voor haar is maar toch ook grote beproeving meebrengt. Ons leven, die pelgrimstocht, kan niet zonder beproevingen zijn; want onze vooruitgang wordt door middel van beproevingen, die ons te wachten staan, bewerkt, en ook leert niemand beter zichzelf kennen dan in de beproeving en kan niemand worden bekroond zonder overwinning, en kan niemand overwinnen zonder strijd, en kan niemand strijden zonder vijand of beproevingen te hebben doorgemaakt. In beklemmende angst roept hij dus van de uiteinden der aarde, maar toch wordt hij niet verlaten.