Home

21 december  Heden en toekomst




Waar wij ons in moeten oefenen in dit leven dat is het loven van God, want het loven van God zal het eeuwig geluk uitmaken van ons toekomstig leven. Niemand echter kan geschikt worden voor dat eeuwig leven, als hij zich niet van nu af er op toelegt. Nu dus loven wij God, maar wij gaan ook met onze vragen naar God. Onze lofzang gaat gepaard met vreugde, ons gebed met geween. Er wordt ons immers iets beloofd dat wij nog niet bezitten; en omdat Hij die heeft beloofd, getrouw is verheugen wij ons in hoop; maar omdat wij het toch nog niet bezitten, verzuchten wij vol verlangen. Wij moeten volharden in dat verlangen, totdat het beloofde er is, en het smeken voorbijgaat om plaats te maken voor de lofzang alleen. Twee tijden bestaan er dus: de ene die wij nu beleven, vol bekoringen en beproevingen van dit leven; de andere in de toekomst, ongestoord en in eeuwige vreugde. Aan deze tweeheid beantwoorden in de liturgie de twee perioden, de ene vóór, de andere na Pasen. De ene, vóór Pasen, beeldt de tijd van beproeving uit, waarin wij thans leven; de andere, die wij nu doormaken, na Pasen, betekent het eeuwig geluk, dat wij later zullen beleven. Wat wij dus vieren vóór Pasen, dat beleven wij ook: met wat wij vieren na Pasen, beduiden wij wat wij nog niet bezitten. Daarom brengen wij die eerste tijd door met vasten en gebed; deze tijd echter, nu de vasten is opgeheven, brengen wij door met het zingen van Gods lof. Daarop immers duidt het zingen van het "Alleluia" dat zoals gij weet, "Loof de Heer" betekent. Die eerste van deze perioden dus gaat de verrijzenis van onze Heer vooraf; deze laatste volgt op de verrijzenis van de Heer. In ons Hoofd, Christus, zijn beide perioden voor ons uitgebeeld, beide aangegeven; aanhoudende arbeid, leed en ten slotte de dood. Het lijden van de Heer is voor ons een beeld van het hedendaags leven, waarin de nood ons drukt, waarin wij moeten zwoegen; smart verduren en tenslotte sterven. De verrijzenis echter en de verheerlijking van de Heer tonen ons het leven dat wij zullen ontvangen, wanneer Hij zal komen om aan hen die het verdienen, naar verdienste te geven: aan de kwaden het kwade, aan de goeden het goede.