Home

25 oktober  "Ik ben uw heil", zegt de Heer




Als gij God werkelijk hebt ingeroepen wees er dan zeker van dat Hij wellicht het tijdelijk goed waarnaar gij verlangde, daarom niet heeft gegeven, omdat het u tot niets diende. Hierin moet uw hart gevormd worden, uw christen hart, uw trouw hart; begint nu niet bedroefd te worden en niet, als bedrogen in uw verwachtingen, verontwaardigd tegen God in te gaan want "het baat u niet door achteruit tegen de prikkel te slaan". Let eens op het schriftwoord. De duivel wordt verhoord, en de apostel wordt niet verhoord: wat dunkt u daarvan? Hoe worden duivels verhoord? Zij smeekten om in de zwijnen te gaan en het is hun toegestaan. Hoe is de duivel verhoord? Hij vroeg Job te beproeven, en hij heeft het gekregen. Hoe komt het dat de apostel niet is verhoord? "Om te voorkomen dat buitengewone openbaringen mij verwaand zouden maken, is er", zegt hij, "een doren in mijn vlees gestoken, als een bode van de Satan, die mij met vuisten moet slaan; tot driemaal toe heb ik de Heer aangeroepen dat hij van mij zou weggaan, maar Hij antwoordde mij': Mijn genade is je genoeg; kracht wordt juist in zwakheid volkomen". God heeft hém verhoord die Hij voornemens was te veroordelen, en Hij heeft hém niet verhoord die Hij gezond wilde maken. Want ook een zieke vraagt soms veel aan de geneesheer wat de geneesheer niet toestaat; want deze schenkt bij de zieke zijn aandacht niet op zijn gezindheid, maar op zijn gezondheid. Neem dus God als uw geneesheer: vraag Hem dat Hij u heelt en zelf zal Hij uw heil zijn; vraag niet dat Hij u uiterlijk heelt, maar dat Hijzelf uw heil zij; en wees dan weer niet uit op een ander heil buiten Hem, maar zoals gij het in de psalmen vindt beschreven: "Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil". Wat kan Hij voor u doen, wat kan Hij u zeggen, wat anders dan zich geven aan u. Wilt gij wel dat Hij zich aan u geeft? Wat gedaan als Hij niet wil hebben wat gij wilt hebben, omdat Hij zichzelf aan u wil geven? Hij neemt de beletsels weg, om bij u binnen te komen. Bedenkt eens en ziet, wat God aan goeds geeft aan zondaars; en leest hieruit af wat Hij te goed houdt voor zijn dienaars.