Het jaar 414
Vanuit de hemel heb Ik, de Heer, geroepen; met een eerste woord ben ik getroffen en neergesmakt, met een tweede opgericht en uitgekozen, met een derde overstelpt met mijn gave en uitgezonden, met een vierde bevrijd en gekroond. Ga dan, zeg aan de zieken, roep luid tot de wanhopigen: "Dit woord is betrouwbaar en volkomen geloofwaardig: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden". Waarom zijt gij bang, waarom beducht? "De eerste van hen ben ik". Ik, zegt hij, spreek tot u: een gezonde tot zieken, een overtuigde tot onthutsten, een hoopvolle tot wanhopigen. "Want daarom" juist "is mij barmhartigheid bewezen: Jezus Christus wilde aan mij als eerste blijk geven van heel zijn lankmoedigheid". Lang heeft Hij mijn ziekte genomen en zo heeft Hij ze weggenomen; als een goed geneesheer heeft Hij de waanzinnige geduldig verdragen, heeft Hij het uitgehouden toen ik Hem sloeg, heeft Hij mij de kracht gegeven mij te laten slaan voor Hem. "Van heel zijn lankmoedigheid" vervolgt Paulus, "heeft Jezus Christus blijk gegeven, als een voorbeeld voor allen die in de toekomst op Hem zouden vertrouwen en eeuwig leven winnen". Wanhoopt dus niet. Zijt gij ziek, gaat naar Hem toe, dan wordt gij genezen; zijt gij blind, gaat naar Hem toe, dan wordt gij verlicht. Als gij gezond zijt weest hem dankbaar; als gij ziek zijt spoedt u naar Hem toe om genezen te worden; laat allen samen zeggen: "Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen, neerknielen voor Hem die ons heeft geschapen:" aan wie wij ons bestaan danken als ook onze gezondheid. Want als Hij ons in het bestaan heeft geroepen, en wij onszelf gezond hebben gemaakt, dan hebben wij iets beters verricht dan Hij; beter is immers een gezond mens dan eenvoudig een mens. Verhef u niet boven God: onderwerp u aan God, aanbid Hem, buig uw knieën en breng hulde aan Hem die u gemaakt heeft; want niemand herschept tenzij Hij die schept; niemand hermaakt tenzij Hij die heeft gemaakt. "Hij toch heeft ons gemaakt en niet wij onszelf". Zeker, toen Hij u maakte, hebt gij van uw kant niets te doen gehad; maar nu gij er zijt, hebt gijzelf wel iets te doen; ga dus naar de geneesheer toe, roep de hulp van de geneesheer in; gij vindt Hem overal. Zowel om Hem aan te roepen heeft Hij uw hart opgewekt, als om Hem te kunnen aanroepen heeft Hij u de kracht geschonken. "God is het, die naar zijn welbehagen, zowel het "willen" als het "doen" in u tot stand bracht".