Home
10 september Voor de Alwetende "belijden"
Wat moet ik toch met de mensen, dat zij mijn belijdenissen te horen krijgen, alsof zij zelf het zijn die "al mijn kwalen" zouden genezen? Dat ras, zo nieuwsgierig om andermans leven te kennen, zo traag om eigen leven te beteren! Waarom verlangen zij van mij te horen wie ik ben, terwijl zij van U niet willen horen wie ze zelf zijn? Hoe weten zij wanneer zij van mijzelf over mijzelf horen, of ik de waarheid spreek; omdat nu eenmaal "niemand van de mensen weet wat er in een mens omgaat, behalve de geest van de mens, die in hem is"? Indien zij echter van U over zichzelf zouden horen, kunnen zij niet zeggen: "de Heer liegt". Want van U over zichzelf horen: wat is dat anders dan zichzelf leren kennen? Wie met deze kennis over zichzelf durft zeggen: "Het is niet waar", liegt die soms niet? Aangezien echter "de liefde alles gelooft" - zo is het tenminste bij hen die zij aan zich bindt en één maakt - daarom belijd ook ik U, Heer, zó, dat de mensen het horen, aan wie ik de waarheid van wat ik belijd niet kan bewijzen; maar zij geloven mij, omdat de liefde hun de oren voor mij opent. Intussen echter, Gij, geneesheer van mijn binnenste, maak mij duidelijk waartoe ik het doe. Want wanneer de belijdenissen van mijn vroegere zonden, die Gij hebt vergeven en bedekt om mij gelukkig te maken in U, gelezen en gehoord worden, wekken zij het hart op om niet in wanhoop in te slapen en te zeggen: "Ik kan het niet", maar om te ontwaken in de liefde van uw barmhartigheid en in de lieflijkheid van uw genade. Deze genade immers geeft kracht aan iedere zwakke die door haar zich van zijn zwakheid bewust wordt. Het is een vreugde voor de goede mensen de vroegere slechte daden te horen van hen, die er nu van bevrijd zijn; en zij ervaren die vreugde niet omdat die daden slecht zijn, maar omdat zij er vroeger geweest zijn en er nu niet meer zijn.