Home
11 december Advent: Gods beloften
God heeft een tijd vastgesteld voor zijn beloften en ook een tijd om die beloften in vervulling te doen gaan. De tijd van beloften was de tijd van de profeten tot Johannes de Doper: vanaf zijn optreden en daarna tot het einde is het de tijd om in vervulling te doen gaan wat beloofd werd. God is getrouw: Hij heeft zichzelf onze schuldenaar gemaakt, niet dat Hij iets van ons aanneemt maar dat Hij ons zoveel belooft. Beloven was Hem te weinig; Hij wilde zich ook schriftelijk vastleggen, alsof Hij een schriftelijke overeenkomst aangaande het beloofde met ons wilde maken; dit, om ons in staat te stellen in dat schriftelijk bewijs de volgorde van de in te lossen beloften te kunnen zien, als God een begin zou maken met de inlossing van het beloofde. Zo was de tijd van de profetie, de tijd van de voorspelling van het beloofde. God heeft ons eeuwig heil beloofd en een gelukzalig leven met de engelen zonder einde; een onvergankelijke erfenis, eeuwige heerlijkheid, de weelde van zijn aanschijn, het huis waar Gods heiligheid woont in de hemel, waar verder geen vrees bestaat, nog ooit te sterven en dit krachtens de verrijzenis uit de dood. Dat is in zekere zin zijn laatste belofte, waarheen al onze verlangens leiden; en als wij daar zijn aangekomen zullen wij niets meer hebben te vragen, niets meer te verlangen. God heeft echter bij het beloven en aankondigen niet verzwegen in welke volgorde wij tot het beloofde einde kunnen komen. Aan mensen heeft Hij goddelijkheid, aan stervelingen onsterfelijkheid, aan zondaren gerechtigheid, aan verworpenen verheerlijking beloofd. Wat God heeft beloofd, heeft hij aan onwaardigen beloofd. Toch leek het de mensen ongelofelijk wat God beloofde, namelijk dat mensen in de toekomst vanuit dit sterfelijk, dit verworden, verworpen en zwakke bestaan, vanuit dit stof en deze as, aan de engelen van God gelijk zouden zijn. Daarom heeft Hij niet alleen een schriftelijke afspraak met de mensen gemaakt opdat wij zouden geloven: Hij heeft ook als Middelaar van zijn beloften, geen engel of aartsengel, maar zijn enige Zoon aangesteld, om ons zo de weg, waarlangs Hij ons zou leiden naar het beloofde einddoel, door zijn eigen Zoon zelf te tonen en te vergemakkelijken.