Basiliek van Faustus te Carthago ca het jaar 413
Hoewel wij, zoals gij ziet, op een hogere plaats staan om onze stem beter te doen dragen, worden op deze hogere plaats ook wij geoordeeld, en gij zijt het die oordeelt. Wij worden wel leraar genoemd, maar in menig opzicht zoeken wij juist een leraar en willen wij in uw ogen ook niet doorgaan voor meester. Dat is immers gevaarlijk en nog wel veroordeeld door de Heer zelf met de woorden: "Laat u geen leraar noemen; gij hebt maar één leraar, de Christus". De rol van de leraar is dus vol gevaren, die van de leerling daarentegen biedt alle veiligheid. Het is dan ook veiliger het woord Gods te beluisteren dan het te verkondigen. Daarom is hij veiliger "die staat te luisteren of hij Hem hoort en vol blijdschap de stem van de bruidegom verneemt". Ziet eens wat de apostel Paulus hierover zegt: "Ik voelde mij toen bij u zwak en angstig". Het is dus veiliger dat allen, zowel wij die spreken als gij die luistert, zich onder één Meester weten als medeleerlingen. Verreweg het zekerst is het en ook nuttig dat gij ons niet als meesters maar als uw medeleerlingen beluistert. Ziet eens of het ons geen bezorgdheid baart wanneer gezegd wordt: "Laat niet zovelen onder u leraars zijn want wij allen struikelen vele malen". Wie zou niet beginnen te beven van angst, bij het horen van dat woord van de apostel: allen? Dan volgt: 'Wie in zijn spreken nooit misdoet is een volmaakt mens! " Wie zou nu durven zeggen dat hij volmaakt is? Wie dus staat te luisteren, misdoet niet met woorden. Wie echter spreekt, ook al - en dit is moeilijk - misdoet hij niet, wat ziet hij niet af uit vrees dat hij misdoet? Gij moet dus niet alleen luisteren naar onze woorden maar ook medelijden hebben met onze angsten, opdat gij, in datgene wat wij als waarheid verkondigen, - want alles wat waar is, komt van de waarheid - niet ons, maar Hem zoudt loven; waar wij echter als mens misdoen, moet gij Dezelfde voor ons bidden.