Home
21 april Raak mij niet aan
Jezus zei tot Maria Magdalena: "Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader, maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God". Er gaat in deze woorden iets schuil dat wij wel kort maar heel aandachtig moeten nasporen. Met dit antwoord aan de vrouw, die Jezus had herkend en aangeroepen als "Meester" gaf Deze haar onderricht in het geloof. Als tuinman was Hij bezig in haar hart, als in een tuin die Hem toebehoorde, een mosterdzaadje uit te zaaien. Wat betekent dan: "Raak Mij niet aan"? Als men Hem naar de reden vraagt van het verbod, voegt Hij eraan toe: "Want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader". Wat betekent dit nu? Indien men Hem niet aanraakt terwijl Hij staat op aarde, hoe raakt men Hem dan aan terwijl Hij gezeten is in de hemel? In deze woorden gaat een geheim schuil waaraan wij in het geheel niet moeten twijfelen, of wij het nu vinden of allerminst in staat zijn het te vinden; Jezus heeft een dergelijk geloof in eigen persoon, een dergelijk geestelijk aanraken gevraagd, dat men zou belijden dat Hij en de Vader één zijn. Stijgt Christus om zo te zeggen niet op tot de Vader voor hem die zo in Christus is gevorderd dat hij Hem erkent als de gelijke van de Vader? Deze manier van opstijgen wordt alleen waargenomen door een diep aanvoelen van wat Christus is; op geen andere manier wordt Christus aangeraakt m.a.w. geloofd zoals het hoort. Mogelijk was het geloof van Maria in de Heer nog beperkt; zij beschouwde Hem als minder dan de Vader; bijgevolg klinkt dit verwijt door in: "Houd Mij niet vast"; anders gezegd: Geloof niet op een wijze in Mij zoals gij Mij tot nu toe verstaat; laat uw gevoelen niet alleen betrekking hebben op datgene wat Ik voor u ben geworden, maar verruim het tot dat waardoor gij zijt geworden. Was het te verwonderen dat zij in Hem die ze als een mens beweende, nog steeds een menselijk geloof had? "Ik ben nog niet opgestegen", zegt Hij, "naar mijn Vader": daar zult gij Mij aanraken, als gij eenmaal gelooft dat Ik God ben, gelijk aan de Vader.